De Bond voor Belastingbetalers is van plan een procedure aan te spannen voor het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Aanleiding is het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019 inzake de fictieve rendementsheffing in box 3.
Onze hoogste rechtscollege oordeelde daarin dat de box 3-heffing over de jaren 2013 en 2014 op stelselniveau een schending vormt van het recht op ongestoord genot van eigendom. Vastgesteld werd dat een rendement van 4 procent al vanaf 2001 niet meer haalbaar was op spaarrekeningen en vanaf 2009 ook niet meer op Nederlandse staatsobligaties.
Bijbel voor fiscale wetgeving
In de ‘Aanwijzingen voor regelgeving’, de bijbel voor wetgevingsjuristen, worden regels gesteld voor fiscale wetgeving. Die zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 1 EP, waarin staat dat de fiscale wetgever onder voorwaarden door middel van ontneming of regulering een inbreuk mag maken op iemands eigendom. De fiscale wetgever mag, in het algemeen belang, inkomens- en vermogensbestanddelen reguleren, mits dit op rechtmatige wijze geschiedt. Er moet een redelijk evenwicht bestaan tussen de wetswijziging in het algemeen belang enerzijds en gewettigde verwachtingen van belastingplichtigen anderzijds.
Individuele en buitensporige last
Tot slot mogen fiscale wetswijzigingen niet leiden tot een ‘individuele en buitensporige last’. Dat laatste is waar de fiscale schoen wrong ten aanzien van de box 3-heffing. Het EHRM heeft de afgelopen decennia immers met regelmaat geoordeeld dat belastingheffing niet mag leiden tot een ‘excessieve’ en ‘onredelijke last’ of een ‘fundamentele ondermijning van de financiële positie van de belastingplichtige’.
Gebruik van terugwerkende kracht
In het verleden heeft de fiscus zelf, als het zo uitkwam, driftig gebruik gemaakt van regelgeving met terugwerkende kracht. Daarnaast is regelmatig sprake geweest van haastige reparatiewetgeving als de Hoge Raad eens een arrest wees waarmee de fiscus wat de heffing betreft op zijn gezicht ging. De fiscus heeft zich daarmee het wantrouwen op de hals gehaald van veel belastingbetalers in de inkomsten- en vennootschapsbelasting. De indruk wordt immers gewekt dat de fiscus voortdurend te maken heeft met notoire belastingontduikers, fiscale trukendozen, profiteurs en wanbetalers. Terwijl daarvan doorgaans weinig of geen sprake is, uitzonderingen daargelaten.
Niet ‘prijzenswaardig’
De staatssecretaris heeft naar aanleiding van het arrest van 14 juni aangekondigd dat de fictieve rendementsheffing zal worden aangepast, niet met terugwerkende kracht, maar per 1 januari 2022. Quod licet Jovi, non licet bovi, nietwaar? In de pers is dit ‘prijzenswaardig’ genoemd. Ik ben het daar niet mee eens. Nederland bevindt zich na een aantal magere jaren ten gevolge van de bankencrisis in een hoogconjunctuur. De overheid bulkt van het geld. Waarom wordt dan gewacht met het afschaffen van het fictief rendement tot 2022? Het voortdurend gejengel dat de Belastingdienst qua ICT-capaciteit niet in staat zou zijn om een wetswijziging door te voeren, hangt zo langzamerhand iedereen de trui uit. Het zou mooi zijn als de uitspraak van het EHRM leidt tot het terugbetalen van onterecht, als gevolg van de fictieve rendementsheffing, geïnde bedragen. In elk geval vanaf 2013.