In het regeerakkoord staat dat de overheid een zo groot mogelijke bijdrage wil leveren aan een circulaire en duurzame economie met een zo laag mogelijke milieu-impact. In vervolg daarop heeft het kabinet in het programma ‘Nederland Circulair in 2050’ de ambitie uitgesproken om in 2050 een volledig circulaire economie te bereiken. De transitie naar een circulaire economie vraagt om maatregelen in alle fasen van het gebruik van grondstoffen en inzet van alle stakeholders. Welke rol kan de belastingwetgever spelen in de transitie naar een circulaire economie?
Waar heffen in de productieketen
De productieketen kent vier fases:
- Grondstoffenwinning
- Bewerking van grondstoffen tot bruikbaar materiaal of halffabricaat en tot eindproduct
- Gebruik eindproduct
- Afvalfase (storten, verbranden, dumpen of recyclen)
De milieuschade in fase 1 is zeer beperkt en biedt weinig aanknopingspunten voor een effectieve belastinggrondslag. Belastingbeleid om milieuschade te reduceren is het meest effectief in fase 2, waarbij de schade wordt beprijsd met een belasting op de fossiele energiedragers van het productieproces.
Een belastingprikkel heeft een groter milieueffect wanneer deze aangrijpt op de input dan op het geproduceerde product. In het eerste geval wordt de producent aangespoord om over te gaan op innovatieve productiemethoden. De huidige heffingen en regulerende belastingen drukken echter voornamelijk op de consument. Belastingen op de aanschaf van eindproducten door consumenten (fase 3) zijn weinig effectief voor het beprijzen van milieuschade. In het verlengde hiervan zijn ook positieve stimulansen via subsidies en verlaagde tarieven voor reparatiediensten weinig effectief, en nadrukkelijk minder effectief dan een aanschafbelasting op eindproducten.
Een belasting op de verwerking van afval (fase 4) waarbij de milieuschade wordt beprijsd is effectief, omdat milieuschadelijke emissies relatief eenvoudig kunnen worden beprijsd.
Belastingmaatregelen
Milieuschade door verbranding wordt belast met energiebelasting. De tarieven voor het midden- en grootverbruik zijn echter lager dan de veroorzaakte milieuschade door verbranding. Mijn voorstel is om de tarieven van de energiebelasting voor het midden- en grootverbruik te verhogen. Tegelijkertijd dienen compenserende maatregelen genomen te worden om de gemiddelde belastingdruk van het bedrijfsleven niet te laten stijgen. Het tarief van de BTW en/of vennootschapsbelasting kan verlaagd worden.
Belastinginstrumenten
Sterk gerelateerd aan innovatiebeleid spelen de belastinginstrumenten een rol bij de investeringskeuze door bedrijven. Het belastingstelsel ontmoedigt in zijn algemeenheid investeringsbeslissingen. De overheid probeert de verstorende werking van het belastingstelsel op investeringen te compenseren. Voor investeringen die gunstig zijn voor het milieu zijn extra faciliteiten opgenomen zoals de Milieu-investeringsaftrek (MIA), de Energie-investeringsaftrek (EIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL). In 2019 is er in totaal € 139 miljoen beschikbaar voor de MIA en VAMIL. Nieuw op de Milieulijst 2019 zijn circulaire gebouwen met secundaire grondstoffen, een materialenpaspoort en lage CO₂-uitstoot.
Aanbeveling
Gezien de huidige (internationaal) politieke en maatschappelijke ontwikkelingen rondom circulaire economie is de huidige belastingwetgeving niet toereikend. De milieuschade van de verbrandingsemissies door energieverbruik kan het beste belast worden via de reeds bestaande belastingen op energie. Wanneer een fossiele brandstof direct als grondstof wordt ingezet, kan met aanpassingen van de bestaande belastingen op energie tegen betrekkelijk geringe uitvoeringskosten al veel van de veroorzaakte milieuschade worden beprijsd. Het is van belang na te gaan in hoeverre de inzet van het belastinginstrument om milieuschade te beprijzen gepaard moet gaan met goed aanvullend beleid om weglekeffecten naar het buitenland te voorkomen. Het heffen van belastingen kan bijdragen aan een meer circulaire economie en CO₂-reductie.