Iedere Nederlander ontvangt bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd een basispensioen van de overheid in de vorm van een AOW-uitkering. Daarnaast bieden veel werkgevers hun werknemers de kans pensioen op te bouwen. Werkgevers zijn echter niet altijd verplicht pensioen aan te bieden.
Als uw klant via zijn werkgever geen of onvoldoende pensioen opbouwt of juist wil sparen om eerder met pensioen te gaan, dan kan hij/zij zelf extra pensioen opbouwen. Maar welke mogelijkheden heeft uw klant en hoe kan dit slim aangepakt worden? We spreken in dit kader Albert Hoogeveen, onafhankelijk register pensioenadviseur bij De Nederlandse Pensioen Associatie.
Wat zijn uw doelen
“Het is allereerst verstandig om te kijken wat uw klant heeft. Niet alleen: wat zit er in de pensioenpolis of de lijfrentepolis, maar ook: wat is er aan vermogen? Wat heeft de partner? Wanneer wil uw klant met pensioen en wat zijn de wensen voor het pensioen? Is het daarnaast noodzakelijk om geld in een fiscaal smaakje te stoppen? Of vindt uw klant het prettig om gewoon bij dat geld te kunnen? Het is belangrijk om te kijken waar hij/zij tevreden mee is en wat de doelen zijn, dit is voor iedereen verschillend.” Hoe eerder u weet hoe uw klant ervoor staat of wil staan, hoe makkelijker het is om te adviseren hoe de levensstandaard behouden kan worden na het pensioen, of om bijvoorbeeld aan te geven wat er nodig is om eerder te stoppen met werken.
Extra pensioen opbouwen
Door lijfrente af te sluiten, banksparen of door pensioen bij te storten bij het pensioenfonds van de werkgever, kan uw klant geld opzijzetten voor het pensioen. Tot een bepaald bedrag mag het geld dat opzij gezet wordt afgetrokken worden van het inkomen in box 1. Uw klant betaalt dan pas belasting als het geld opgenomen wordt. Dat is voordelig als hij/zij na pensionering in een lagere belastingschijf terechtkomt. Het nadeel is dat het geld vaststaat en het niet voor iets anders gebruikt kan worden. Het belastingvoordeel geldt wel alleen als er sprake is van een pensioentekort.
Er zijn meerdere manieren om het bedrag te bepalen dat uw klant opzij moet zetten, bijvoorbeeld:
- U berekent jaarlijks het maximumbedrag dat met fiscaal voordeel opgebouwd mag worden voor het pensioen. Dit is de jaarruimte en reserveringsruimte.
- U zet de verwachte uitgaven na (vervroegde) pensionering op een rijtje en rekent uit wat uw klant naar verwachting per jaar tekortkomt. Reken daarna uit hoeveel hij/zij nu maandelijks opzij zou moeten zetten om dat tekort op te vullen.
Keuze pensioenproduct
Uw klant heeft verschillende knoppen om aan te draaien om aan zijn/haar oudedagsvoorziening te doen. “Waar kan het geld het beste gestald worden? Van oudsher is dat heel standaard: aanvullen bij het pensioenfonds van de werkgever. Maar is dat verstandig als uw klant bijvoorbeeld in het metaal zit? Het is verstandig om te kijken hoe het pensioenfonds ervoor staat. Risicospreiding door naast het pensioen bij de werkgever, tevens lijfrente te nemen, kan in sommige gevallen een verstandige keuze zijn.”
“Er wordt vaak gezegd: bankspaarproducten zijn goedkoper dan een pensioenfonds. Maar dan krijgt uw klant er ook wel wat anders voor terug. Lijfrente banksparen is bijvoorbeeld minder beveiligd dan een pensioenproduct. Een pensioenproduct valt namelijk onder de pensioenwet. Daar zitten waarborgingsvoorschriften op. Als uw klant persoonlijk failliet gaat, dan kan de curator niet bij het geld in de pensioenfonds, maar technisch gezien wel bij de lijfrente. Logisch dus dat dit goedkoper is.”
Flexibiliseringsmogelijkheden
Stel dat uw klant al dichter tegen de pensioenleeftijd aanzit, moet hij/zij dan toch maar doorwerken tot 67 jaar? “Dat wordt vaak gedacht, maar is niet waar. Het pensioen kan ook naar voren gehaald worden als de pensioenregeling dat toestaat. Vaak geven pensioenuitvoerders de mogelijkheid om de pensioenleeftijd te vervroegen of uit te stellen. Ook is er in veel gevallen een mogelijkheid om het ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen, of het partnerpensioen op opbouwbasis uit te ruilen voor ouderdomspensioen. Daarnaast bestaat er ook nog een hoog-laag constructie. Door deze constructie kan de klant de eerste paar jaar een hogere pensioenuitkering krijgen en daarna een lagere uitkering.”
Beleggingen en sparen
Als uw klant geen pensioentekort heeft, maar toch pensioen wil bijsparen, of als hij/zij het geld liever niet vastzet, dan zijn er natuurlijk nog andere mogelijkheden. “Denk bijvoorbeeld aan beleggen of een spaarrekening, dat zit in box 3. In dit kader kunt u rekening houden met de vermogensvrijstellingen: zonder fiscale partner is dat 30.360 euro en met fiscale partner 60.720 euro. Ook de hypotheek versneld aflossen kan verstandig zijn, dan heeft uw klant later minder kosten. Er zijn ook ondernemers die het geld in huizen steken en zo elke maand huurinkomsten binnenkrijgen. Dat kan ook gezien worden als pensioen. Het is gewoon een andere knop om aan te draaien.”
Groene beleggingen
Een van de fiscaal voordelige beleggingsopties zijn groene beleggingen. Dat zijn beleggingen in fondsen die deelnemen in projecten voor milieubescherming. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling, wat betekent dat er alleen belasting over afgedragen hoeft te worden als de waarde van de beleggingen boven een bepaald bedrag uitkomt. In 2019 bedraagt dit 58.540 zonder fiscale partner en 117.080 met fiscale partner. Behalve de vrijstelling heeft uw klant ook recht op een extra heffingskorting. Dat is 0.7 procent van het bedrag van de vrijstelling.
Begin zo vroeg mogelijk
“Mijn boodschap is om voor een oudedagspensioen zo vroeg mogelijk te beginnen. Dan profiteert uw klant optimaal van het rente-op-rente effect. Als hier eerder mee begonnen wordt, hoeft er minder ingelegd te worden om dat rente-op-rente effect te laten werken”, besluit Hoogeveen.