De wereldwijde invoering van een minimumbelasting voor multinationals loopt vertraging op. De plannen voor een minimumtarief vpb-tarief waren er al langer. Een jaar geleden raakte zaak echter in een stroomversnelling. Na de overeenstemming in de G7 en G20 gingen 136 landen akkoord met een minimumbelasting van 15% voor grote multinationals met een omzet van vanaf €750 miljoen. De geplande invoeringsdatum van 1 januari 2023 is inmiddels met een jaar uitgesteld.
Wind uit de zeilen
Waar een jaar terug nog euforie heerste is er nu weerbarstigheid. Het meest baanbrekende deel van het akkoord ligt onder druk. Namelijk het betalen winstbelasting in landen waar producten of diensten worden verkocht zonder dat het bedrijf er fysiek aanwezig is, met een ingestelde drempel van een minimale omzet van €20 miljard met een winstmarge van ten minste 10%. Er voldoen net iets minder dan 80 bedrijven aan deze criteria.
De aanjager, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) heeft gas teruggenomen. De regisseur van de internationale onderhandelingen heeft dan ook de invoeringsdatum vooruitgeschoven. Sommige experts hebben Pijler 1 binnen een jaar na de conceptie alweer doodverklaard, schrijft het FD.
Uitstel
Ook de tweede Pijler uit het akkoord, een minimumbelasting voor multinationals vanaf 1 januari, lijkt er ook niet te komen. In Brussel gaat met nu uit van 2024. De minimumtaks moet concurrentie tussen landen om buitenlandse investeringen aan te trekken dempen. Daarbij maakt een dergelijk bodemtarief het minder aantrekkelijk om belasting te ontwijken via zogenaamde belastingparadijzen.
De politiek zit de invoering in de weg. Zo wist de Franse minister van financiën Bruno Le Maire in eerste instantie Polen aan boord te krijgen, nadat de Europese Commissie Polen toegang gaf tot het coronaherstelfonds. Maar nu ligt Hongarije dwars.
Europees akkoord
‘Het is de vraag hoe hoog de richtlijn op de prioriteitenlijst van Tsjechië staat’, stelt hoogleraar internationaal belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam, Stef van Weeghel. Tsjechië is namelijk dit halfjaar president van de EU. Bovendien heeft het land afgelopen dinsdagmiddag gezegd dat een Europees akkoord over Pijler 2 een van zijn prioriteiten is. Van Weeghel is naast hoogleraar ook wereldwijd hoofd belastingbeleid bij adviesorganisatie PwC.
Volgens de hoogleraar is het van groot belang dat de EU overstag gaat. Als het blok van 27 landen akkoord gaat zullen meer landen volgen. Ook zal de taks voor andere landen vanaf moment geen concurrentienadeel meer vormen ten opzichte van de EU, legt Van Weeghel uit. In Pijler 2 van het akkoord mogen thuislanden van multinationals belasting bij heffen voor de landen waarin die geen 15% winstbelasting betalen. Als die thuislanden dat niet doen, kunnen derde landen dat doen voor zover de betreffende multinationals daar aanwezig zijn.
Blokkades in Hongarije en Washington
Tim van Brederode denkt dat er alsnog een Europese invulling komt van Pijler 2. Van Brederode werkte daar tot voor kort aan op het ministerie van Financiën. Hij maakte recent de overstap naar de Universiteit Leiden om daar als promovendus het onderwerp te onderzoeken. In Brussel beslist met unanimiteit over belastingzaken. Maar als Hongarije niet beweegt, kunnen andere lidstaten dat veto omzeilen door afspraken te maken over de invulling van het minimumtarief.
‘Als 26 lidstaten doorstomen, zal Hongarije zich daarbij aansluiten’, zegt de onderzoeker. ‘Anders laat het land letterlijk geld liggen.’ De Verenigde Staten kennen overigens al een minimumtarief sinds 2018 voor de buitenlandse winsten van vaderlandse multinationals. Het Huis van Afgevaardigden heeft ingestemd met een aanpassing van de taks maar de behandeling daarvan ligt al enige tijd stil.
Ongelofelijk complex
Vanwege de complexiteit zijn behalve de multinationals ook de nationale belastingdiensten er niet rouwig om dat de nieuwe belasting vertraging oploopt. Er moet nog een hoop gedaan worden aan de uitvoering, zegt ook Edwin Visser, hoofd belastingbeleid voor de regio Europa, Midden-Oosten en Afrika bij PwC. Het uitgangspunt van de minimumtaks is niet zoals gebruikelijk de fiscale maar de commerciële jaarrekening. Dat maakt de belastinggrondslag ongelofelijk complex, aldus Visser.
Praktisch betekent de minimumbelasting dat de multinationals voor ieder land waar ze actief zijn een aparte Pijler 2-jaarrekening moeten opstellen. Aan de hand van die jaarrekening controleren de belastingdiensten of overal ten minste 15% is betaald. Ook voor de belastingdiensten is dit onbekend terrein. Het vooruitschuiven met een jaar vergroot volgens Visser de kans dat de taks succesvol wordt geïmplementeerd.
Digitaks
Om de heffing in oorspronkelijke vorm in te voeren is een multilateraal belastingverdrag nodig. Van Weeghel stelt dat dit verdrag absoluut onhaalbaar is omdat het een twee derde meerderheid vereist in de Amerikaanse Senaat. Die blokkade in de Senaat heeft overigens als keerzijde dat de Amerikaanse techreuzen in steeds meer landen te maken zullen krijgen met een digital service tax. De heffingsvorm zou van tafel gaan wanneer de Amerikanen zouden instemmen met Pijler 1.
De Oeso komt binnenkort met een nieuwe consultatieronde voor Pijler 1. Volgens Van Brederode maakt de Parijse denktank zich op voor een scenario om de klip van de Senaat te kunnen omzeilen, schrijft het FD.
Meer weten over het minimumtarief?
Lees verder in Naslag