Als je wilt weten hoeveel ondernemers en vermogenden bijdragen, moet je wel álle relevante cijfers meenemen in de berekening, betogen Ruud van den Dool en Stefan Tax.
Volgens het onderzoek ‘Inkomens en belastingen aan de top’ van het Centraal Planbureau zouden ondernemers, eigenaren van familiebedrijven en vermogenden relatief minder belasting betalen (FD, 22 mei).
Wij hebben moeite met de opzet van dit onderzoek. De onderzoekers gaan uit van de feitelijk betaalde belasting over de jaren 2011 tot 2019. Belangrijke aspecten zijn genegeerd. Dat creëert een verkeerd beeld in media en politiek. Eenieder, ook vermogenden, moeten hun fair share bijdragen. Nu wordt ten onrechte de indruk gewekt dat vermogenden dat niet doen.
Het CPB rekent ingehouden vennootschapswinsten toe aan de aandeelhouder of aanmerkelijk-belanghouder. Deze theoretische benadering staat op gespannen voet met de realiteit. In veel gevallen is het onverstandig of, bijvoorbeeld door financieringsarrangementen, niet mogelijk die winsten uit te keren. Ook speelt het reserveren van winsten als voorziening voor slechte tijden een grote rol.
Het belangrijkste is dat deze winsten nodig zijn voor bedrijfsinvesteringen om de concurrentie- en innovatiekracht op peil te houden. Dit laatste is cruciaal voor de BV Nederland. Wij hebben baat bij solvabele bedrijven, in plaats van bedrijven die zijn ondergekapitaliseerd ten gunste van de aandeelhouders. Dat is belangrijk bij bedrijven met veel personeel of van strategisch of innovatief belang. Het CPB had ook de keuze kunnen maken alleen de opgepotte winst zonder toekomstig ondernemingsdoel toe te rekenen aan de aandeelhouder.
Niet meegeteld
Daarnaast spelen andere bezwaren. Zo is over een deel van de winstreserves al vennootschapsbelasting betaald, vaak al vóór de onderzochte periode.
Het is vooral onjuist dat geen rekening is gehouden met de toekomstige belastingheffing van ruim 30% (box 2-heffing) over die vrije reserves bij aandelenoverdracht, dividenduitkeringen of uiteindelijk bij overlijden. Bij overlijden volgt ook nog erfbelasting die bij lagere inkomens niet of slechts beperkt aan de orde is. Alleen voor echt ondernemingsvermogen kan die fiscale afrekening in de inkomstenbelasting uitgesteld en voor de erfbelasting onder voorwaarden deels voorkomen worden. Gezien de leeftijdssamenstelling van de onderzochte groep, komen die heffingen er binnen afzienbare tijd aan.
‘Het CPB creëert een verkeerd beeld door al deze aspecten te negeren – jammer én onnodig’
Het is jammer dat het CPB deze aspecten en vooral de box 2-heffing negeert. Als je deze wél meetelt dragen de vermogenden véél méér bij. Ook zonder volledige winstuitkering is de belastingdruk dan beter verdeeld.
Door al deze aspecten te negeren, ontstaat een verkeerd beeld. Dat is jammer in een tijd waarin wij juist behoefte hebben aan een genuanceerd debat. Het is daarom van belang dat voorgaande ook in de beschouwing wordt betrokken. Alleen dan kan een inhoudelijk debat plaatsvinden over de fair share van vermogenden. Zonder een uitgebreider onderzoek naar alle relevante aspecten, dreigt ten onrechte vooral publieke verontwaardiging over hun vermogen.
Ruud van den Dool is universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam, fiscaal publicist en adviseur. Stefan Tax is lobbyist voor familiebedrijven en partner bij Meines Holla & Partners.
Ja, ik wil ook exact weten waar ik aan toe ben!