Nihil prius fide, zo luidt het motto van het notariaat in Spanje. Geen gekke spreuk, want niets zo belangrijk als goede trouw. Daar heeft het de laatste jaren bij de Belastingdienst ruim aan ontbroken. De dienst heeft kindertoeslag ontvangende ouders immers willens en wetens zonder gronden aangemerkt als fraudeurs. Bezwaren werden om het geringste afgewezen, ontlastend bewijs werd in procedures achtergehouden, en verzoeken om inzage in dossiers werden weliswaar ingewilligd, maar passages zwart gelakt, om te voorkomen dat de betrokken ouders kennis konden nemen van de manier waarop er bij de dienst tegen ze werd aangekeken.
Gebrek aan integriteit
Terugzoekend naar oorzaken van dit nooit eerder vertoonde gebrek aan integriteit kwam ik uit bij een paar hooggeplaatste ambtenaren die verantwoordelijk waren voor deze gang van zaken en voor meer grove fouten die in het verleden zijn gemaakt. Die waren weliswaar niet allemaal meer werkzaam bij de Belastingdienst, maar waren keurig verder het hogere ambtenarencircuit ingeleid en bekleedden inmiddels unverfroren overheidsfuncties als – ik doe een greep – consultant bij Binnenlandse Zaken, raadadviseur bij de Algemene Bestuursdienst en what have you aan andere olifantenkerkhoven.
Onaantastbare ambtenaren
Dat is het groepje hogere ambtenaren dat onaantastbaar is, altijd buiten schot blijft, waar de ene hand de andere wast en waar een gezellig OSM (ons soort mensen) sfeertje omheen hangt. Ook bij het bestuurlijke debacle met de toeslagen houdt men de werkelijk verantwoordelijken zo veel mogelijk buiten beeld en worden rookgordijnen opgelaten als ‘institutionele vooringenomenheid’. Een nog niet eerder gehoorde term, die min of meer impliceert dat het gehele instituut Belastingdienst vooringenomen is. Dat valt mij van de Commissie Donner nogal tegen. Wie zijn ambtenaren opdraagt om ‘langs de randen van de wet’ te opereren bij het uitoefenen van controlebevoegdheden is niet ‘institutioneel vooringenomen’, maar gewoon bezig zichzelf tot elke prijs in te dekken. Je wilt als eindverantwoordelijke immers niet in de kijker lopen met – alweer – een fraude.
Terreur van de ondermaat
Dat die houding ten koste gaat van belastingplichtigen te goeder trouw is volstrekt onbelangrijk, dat is wel gebleken. Wie ooit te maken kreeg met de besluitvorming van het management van de Belastingdienst zal al snel het gevoel hebben gehad te worden geregeerd door de terreur van de ondermaat. Lagere ambtenaren zullen zich daarom waarschijnlijk op ‘Befehlsnot’ willen beroepen, het moeten uitvoeren wat het hogere management van hen wilde, ook al zag men wel dat die instructies niet deugden. Slechts weinigen waren bereid tegen deze instructies in te handelen.
Misbruik van verdergaande bevoegdheden
De algemene klacht van fiscalisten was de afgelopen jaren dat de Belastingdienst zowel in de heffing als in de invordering steeds meer en steeds verdergaande bevoegdheden kreeg toebedeeld. Aan die situatie is de Tweede Kamer zonder meer debet. Fraudebestrijding was immers het belangrijkste. Dat van die vergaande bevoegdheden ook misbruik kon worden gemaakt, is kennelijk nooit bedacht. Want wie controleert de controleurs? Bij de Belastingdienst in elk geval niemand. De conclusie moet zijn dat het bizarre toeslagensysteem, dat nog nooit goed heeft gefunctioneerd, nu eindelijk op de schop moet, maar ook dat de verantwoordelijke top bij de Belastingdienst een schop onder de ambtelijke kont moet krijgen. Waarbij ik de overheidsinstellingen waar deze figuren vast en zeker naartoe zullen worden gedirigeerd alvast veel sterkte wens met hun nieuwe ‘aanwinst’.