Het kabinet gaat onderzoeken of mensen die alleen spaargeld hebben en geen beleggingen, eerlijker belast kunnen worden. Hiermee komt mogelijk een (gedeeltelijk) einde aan de forfaitaire vermogensrendementsheffing, waarbij over vermogens een vastgesteld percentage wordt geheven, ongeacht het werkelijk rendement. Dat schrijft het NRC op basis van een brief van Menno Snel aan de Tweede Kamer.
Het kabinet had in het regeerakkoord beloofd met concrete voorstellen te komen om vermogens te gaan belasten op basis van reëel rendement, in plaats van een wettelijk vastgesteld fictief rendement. In de brief geeft Snel nu aan dat hij dit niet gaat halen.
Vereenvoudiging van vermogensbelasting
De heffing op fictief rendement werd in 2001 ingevoerd en gepresenteerd als een belangrijke vereenvoudiging van de vermogensbelasting. Er werd vanuit gegaan dat vermogens in box 3 jaarlijks een rendement haalden van 4 procent. Dat rendement werd dan tegen 30 procent belast, wat de feitelijke heffing op 1,2 procent bracht. In werkelijkheid halen spaarders die rendementen al jaren niet meer.
Er wordt al langere tijd gevraagd om een belasting op basis van het reële rendement. De Bond van Belastingbetalers heeft hier zelfs een procedure voor aangespannen dat uiteindelijk is aangemerkt als een ‘massaal bezwaar’.
Wijzigingen box 3
In 2016, 2017 en 2018 zijn er wijzigingen doorgevoerd in de vermogensrendementsheffing die er met name op gericht waren om het forfaitaire rendement beter te laten aansluiten bij het gemiddelde werkelijke rendement. Zo heeft dit kabinet het forfaitaire rendement op spaargeld sneller laten aansluiten op het werkelijke spaarrendement en het heffingsvrije vermogen per 2018 verhoogd van € 25.000 naar € 30.000,1. Het is echter inherent aan een forfaitair rendement dat het vrijwel nooit exact zal aansluiten bij het rendement dat de individuele belastingplichtige maakt.
Complexer dan verwacht
Volgens het kabinet is de verandering van de vermogensrendementsheffing complexer dan verwacht. De wijziging van de belasting zal onder meer leiden tot meer administratieve lasten voor burgers, het risico op belastingontwijking groeit en de overheid moet accepteren dat de belastinginkomsten meer gaan schommelen. Ook zal een groter deel van de belastingaangifte niet meer vooraf kunnen worden ingevuld. Dergelijke wijzigingen durft Snel op korte tot middellange termijn daarom niet aan.
Bredere studie naar nieuw fiscaal stelsel
In plaats van een reëel rendement, wil Snel daarom de toekomstige fiscale behandeling van vermogens onderdeel maken van een bredere studie naar een nieuw, beter fiscaal stelsel. Daartoe wil hij zes onderzoeken instellen: naar een toekomstbestendige belastingmix, naar belasting van inkomsten uit digitale platforms, naar belasting van inkomsten van directeuren-grootaandeelhouders, naar de toekomst van de vennootschapsbelasting, naar milieubelasting en naar een eenvoudiger stelsel vanuit het perspectief van de fiscus zelf.
Keuzes voor nieuw kabinet
De onderzoeken zullen in 2020 uitkomsten moeten opleveren, waarmee een nieuw kabinet het fiscale stelsel kan aanpassen. Tegelijkertijd erkent Snel dat het belastingtarief voor veel spaarders nog steeds onrechtvaardig voelt. Daarom wil hij nog voor Prinsjesdag 2019 de mogelijkheden laten onderzoeken om mensen te ontzien als zij uitsluitend spaargeld hebben. Daartoe moeten nog wel wat problemen worden opgelost. Zo wil de staatssecretaris dat het aantal mensen dat onder de nieuwe heffing valt verkleinen om uitvoeringsproblemen bij de fiscus voor te zijn. Ook wil hij niet dat mensen die vermogen belegd hebben, vlak voor vaststelling van de belasting hun beleggingen omzetten in spaartegoed om zo belasting te ontlopen.