Hoewel belastingexperts stellen dat de spaartaks volgend jaar al kan verdwijnen, houdt staatssecretaris Menno Snel van Financiën voet bij stuk. “Ik zou het liefst sneller zijn, maar de eerstvolgende mogelijkheid is 1 januari 2022”, aldus de bewindsman tijdens het debat over het Belastingplan. Dat schrijft het AD.
Eerlijker systeem
Snel kondigde eerder dit jaar een eerlijker systeem aan voor de vermogensrendementsheffing. Hierbij zouden spaarders, die momenteel niet of nauwelijks rente ontvangen, veel minder belasting hoeven betalen. Dit systeem is gebaseerd op een gemiddeld behaald rendement en zorgt ervoor dat mensen die tot 440.000 euro op de bank hebben staan, straks helemaal geen belasting meer betalen.
Belastingexperts willen eerder verandering
De Tweede Kamer wil niet wachten tot 2022 en krijgt hierin steun van de Orde van Belastingadviseurs. De belastingexperts bestrijden de stelling dat de aanpassing van de voorlopige aanslag een blokkade is, zoals Snel steeds beweerde. “De voorlopige aanslag kan eenvoudig worden gecorrigeerd”, oordeelt de Orde. “Dat kost de Belastingdienst helemaal geen extra werk of mankracht. En anders kun je achteraf corrigeren en mensen teveel betaalde belasting teruggeven.”
Ict-aanpassingen
Volgens Snel is de voorlopige aanslag echter niet de enige barrière dat de snellere invoering in de weg staat. De staatssecretaris stelt dat er ook ict-aanpassingen nodig zijn, doordat niet alleen de tarieven, maar ook de structuur van het stelsel van vermogensbelasting verandert. Dat kost tijd. Ook moet hij maatregelen nemen om misbruik van de gunstige wijzigingen voor spaarders te voorkomen. Eerder dan 2022 gaat niet. “Dit is het meest ambitieuze schema”.
‘Ultieme poging’
VVD en CDA drongen er eerder bij Snel op aan een ‘ultieme poging’ te wagen om de nieuwe spaartaks in 2021 in te voeren. Zij vrezen dat het huidige stelsel niet stand zal houden bij de rechter. Eerder stelde de Hoge Raad immers al dat de vermogensrendementsheffing, zoals in 2013 en 2014, oneerlijk was.
Aanpassingen 2017
Snel wijst er op zijn beurt op dat de aanpassingen in 2017 er al voor hebben gezorgd dat de heffing al dichter bij het werkelijke rendement is komen te liggen. Hij zegt daarom er vertrouwen in te hebben dat de Staat in het gelijk gesteld zal worden bij rechtszaken over aanslagen na 2017.