Het Gerecht van het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in de zaak die Nederland en Starbucks aanspanden tegen de Europese Commissie geoordeeld dat Nederland geen ongeoorloofde staatssteun verleend. Snel zegt blij te zijn dat er nu duidelijkheid is over de staatssteunzaak.
EU-zakelijkheidsbeginsel
Deze uitspraak betekent dat de Belastingdienst Starbucks niet beter of anders heeft behandeld dan andere bedrijven. In het geval van Starbucks heeft Nederland in 2015 beroep ingesteld, omdat de Europese Commissie op basis van een niet bestaand EU-zakelijkheidsbeginsel oordeelde dat er sprake was van staatssteun.
OESO-richtlijnen
Nederland heeft bij het Gerecht aangegeven dat dit oordeel moet worden vastgesteld op basis van het nationale recht. Ons nationale recht is op dit punt gebaseerd op de OESO-richtlijnen. Het lijkt er op dat het Gerecht Nederland op dit punt geen gelijk heeft gegeven, maar oordeelt toch dat er geen sprake is van staatssteun, omdat in de ruling een zakelijke prijs is overeengekomen waardoor Starbucks niet anders behandeld wordt dan vergelijkbare bedrijven.