Het Nederlandse regime bij bedrijfsopvolging is rigide vergeleken met andere Europese landen. Nederlanders die een bedrijf erven zijn weliswaar deels vrijgesteld van erf- en schenkbelasting maar krijgen wel te maken met strenge eisen van de Belastingdienst. Zoals een verbod om de eerste jaren een joint venture aan te gaan. Dit blijkt uit onderzoek van KPMG naar bedrijfsopvolgingsregelingen.
Vijf jaar
KPMG doet iedere twee jaar wereldwijd onderzoek naar dergelijke regelingen voor familiebedrijven. Ditmaal was de Nederlandse bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) aan de beurt. In het gepubliceerde onderzoek zet de accountantsclub de regeling af tegen de fiscale opvolgingsfaciliteiten in tien Europese landen, schrijft het FD.
Een aanleiding voor het onderzoek is dat de BOR in Nederland onder druk staat. Alleen in Nederland moeten bedrijfsopvolgers ten minste vijf jaar de onderneming in kwestie op dezelfde manier voortzetten. In andere Europese landen geldt die regel niet. Als ze dat niet doen verliezen ze de fiscale vrijstelling en moet er alsnog erg- of schenkbelasting betaald worden.
Inflexibel
De voortzettingseis is een logisch middel om misbruik van de BOR te voorkomen zegt Maarten Merkus van KPMG Meijburg. ‘Maar de Nederlandse voortzettingseis werkt zeer belemmerend. In de eerste vijf jaar kunnen opvolgers bijvoorbeeld vaak geen joint venture aangaan of andere bedrijfseconomisch gewenste aanpassingen doorvoeren.’
Zeker tijdens de coronapandemie is duidelijk geworden hoe infexibel de regeling eigenlijk is, stelt Meijburg. ‘Je zult maar een hotel hebben of een reisbureau en iets anders willen gaan doen. Dan word je daarvan afgehouden omdat je eerst alsnog erf- of schenkbelasting moet betalen.’ Omdat de wet zo strikt is ontstaan al bij kleine veranderingen discussies met de fiscus over de vraag of die passen binnen de onderneming zoals die is overgedragen.
Herinvesteringstermijn
In Spanje speelde voorheen hetzelfde probleem maar daar is de wet inmiddels veranderd. Het verkopen van bedrijven of bedrijfsonderdelen leidt niet langer tot belastingaanslagen, zolang de opbrengsten maar in een onderneming worden geïnvesteerd. De fiscalist van KPMG vindt dat Nederland voor diezelfde richting moet kiezen.
‘Daarbij hoort een termijn waarbinnen opvolgers moeten herinvesteren. In mijn ervaring is dat geen probleem, want bij ondernemers werkt het vaak precies andersom: die hebben eerst iets op het oog en zoeken daar vervolgens het geld bij.’
Ruimhartig
Het lijkt er echter niet op dat de regeling op die wijze zal worden aangepast. De kans op een versobering van de regeling is waarschijnlijker. Zowel het Centraal Planbureau als een ambtelijke werkgroep heeft in aanloop naar de algemene verkiezingen in maart adviezen in die richting uitgebracht. Volgens die adviezen kent Nederland een ruimhartige BOR.
Men hoeft namelijk over de eerste €1,1 miljoen aan ondernemingsvermogen geen erf- of schenkbelasting te betalen. Daarna is 83% vrijgesteld. Daarbij zou de regeling bij drie van de vier opvolgingen geheel overbodig zijn om de continuïteit van de onderneming te waarborgen. Bovendien ligt de vrijstelling ook juridisch onder vuur. Omdat het ondernemingsvermogen bevoordeelt ten opzichte van beleggingsvermogen.
Binnenlandse concurrentieverhoudingen
Nog een kritische noot betreft het verstoren van concurrentieverhoudingen. Specifiek tussen degenen die het stokje overnemen in een onderneming en ondernemers die een nieuw bedrijf starten. Een afbetalingsregeling zou volstaan om liquiditeitsproblemen te voorkomen volgens de adviezen. Merkus erkent dat de BOR schuurt in de binnenlandse concurrentieverhoudingen.
Het idee dat de regeling te genereus zou zijn komt volgens hem voort uit de vergelijking met de erf- en schenkbelasting die verschuldigd is over niet-ondernemingsvermogen. De vergelijking met buitenlandse ondernemers is beter, aldus de fiscalist. Afgezet tegenover België, Duitsland, Italië, Oostenrijk, Spanje en Zweden zijn de opvolgingsfaciliteiten in Nederland juist aan de sobere kant stelt hij. Juist in deze tijd moeten Nederlandse ondernemers niet worden achtergesteld ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten, aldus het FD.