De Belastingdienst heeft nog steeds veel achterstallig onderhoud aan de digitale systemen. Dit zorgt ervoor dat een steeds groter deel van de beschikbare ICT-capaciteit wordt besteed aan beheer en onderhoud. En dat gaat weer ten koste van de capaciteit voor wetgeving, vernieuwing en modernisering van de informatievoorziening. Dat schrijft staatssecretaris Menno Snel aan de Tweede Kamer.
Vernieuwingen uitgesteld
De druk op ICT-capaciteit door het totaal van wet- en regelgeving en noodzakelijk beheer en onderhoud, zorgt er ook voor dat bij een aantal applicatiedomeinen vernieuwingen naar achteren schuiven. “Onder andere daardoor lukt het niet om een aantal procesverbeteringen te realiseren die nodig zijn om het vertrek van medewerkers tijdig op te vangen”, aldus Snel.
Achterstallig onderhoud
De fiscus gebruikt bijna 900 applicaties bij de uitvoering van zijn taken. Bij circa 50 procent van de applicaties is de aanwezigheid van achterstallig onderhoud vastgesteld. Voorbeelden van domeinen waarin dit het geval is, zijn: omzetbelasting, toeslagen en loonheffingen. Er zijn zo 19 domeinen onderkend. De doelstelling is om het achterstallige onderhoud in 2022 teruggebracht te hebben naar 30 procent.
Verkleinen van de vraag
Om de Belastingdienst draaiende te houden, kijkt Snel onder andere naar het verkleinen van de vraag. Voor wat betreft vraagreductie kijkt de staatssecretaris zowel naar bestaande als nieuwe wetgeving. De wetgeving zal gespreid worden in de tijd, waarvoor al een fiscale wetgevingskalender is opgesteld. Dit helpt de dienst zicht te krijgen op de werklast in de komende jaren, zodat voorziene knelpunten in de uitvoering vroegtijdig kunnen worden gesignaleerd.
Beleidsluwe periode
Omdat het vermogen om de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst te laten groeien beperkt is voor wat betreft nieuwe fiscale regelingen, wil Snel ook kijken of er mogelijkheden zijn om nieuw beleid door andere uitvoerders te laten uitvoeren. Als dit mogelijk is, dan zal dit ervoor zorgen dat de druk van implementatie van nieuw beleid bij de fiscus afneemt. In het uiterste geval kan het volgens Snel zo zijn dat er een beleidsluwe periode moet worden overwogen.