Vorige week werd bekend dat maar liefst 130 landen achter een wereldwijd minimumtarief winstbelasting staan. De overeenkomst moet belastingontwijking tegengaan en voor een herverdeling van belastingen zorgen. Maar hoe effectief de nieuwe afspraken zijn moet nog blijken. De belastingafspraken zijn ook niet bedoeld om belastingconcurrentie weg te nemen.
Belastingconcurrentie
Dat laatste werd donderdag nog benadrukt door Secretaris-generaal Mathias Cormann van de Oeso. Wel leggen de afspraken multilateraal overeengekomen beperkingen aan de belastingconcurrentie op. De landen die belastingen gebruiken om investeringen aan te trekken kunnen dat nog steeds doen maar wel boven de afgesproken 15%.
De nieuwe situatie maakt het minder profijtelijk om winsten weg te sluizen naar belastingparadijzen. Andere landen zullen simpelweg meer belasting heffen. Met de tariefverschillen van boven de 15% valt nog steeds veel voordeel te behalen, schrijft het FD.
Lokkertjes
Juist vanwege die reden hadden partijen als bijvoorbeeld Tax Justice Network graag een ondergrens van 21% gezien. Zoals ook stond in het oorspronkelijke voorstel van de Amerikaanse regering. Dit omdat de huidige afspraken ervoor zouden kunnen zorgen dat landen hogere tarieven, zoals Nederland met 15%, onder druk komen te staan om richting de 15% te bewegen.
Naast het tarief speelt ook de grondslag een belangrijke rol. Het wereldwijde minimumtarief zal gelden voor een omzet vanaf €750 miljard zoals die in grote lijnen wordt vastgelegd volgens internationale boekhoudstandaarden. Deze commerciële in plaats van fiscale grondslag, laat landen weinig ruimte om bedrijven te lokken met meevallers om de winstbelasting. Maar andere lokkertjes behoren nog steeds tot de mogelijkheden.
Uitzonderingen
China heeft een uitzondering onderhandeld. Om kapitaal- en arbeidsintensieve bedrijvigheid te kunnen blijven aantrekken met belastingvrijstellingen, hoeven bedrijven die met gebouwen, machines en veel werknemers aanwezig zijn over een deel van hun winst geen 15% belasting te betalen. Voor de eerste vijf jaar geldt een vrijstelling van ten minste 7,5% van hun vaste activa plus de loonsom. Daarna ten minste 5%. Die optie kunnen ontwikkelingslanden ook inzetten om buitenlandse investeerders te lokken met tax holidays.
Daarnaast is het de Britten gelukt de Londen buiten de herverdeling te houden. Het officiële argument luidt als volgt: banken en gereguleerde financiële dienstverleners betalen al winstbelasting in de landen waarin zij actief zijn. Maar het is bekend dat het Verenigd Koninkrijk na de brexit vrij baan wil hebben om haar financiële sector verder op te stoten.
Amazon
De iets kleinere multinationals met voorlopig een omzet van meer dan €20 miljard zullen volgens het plan vanaf 2023 een deel moeten afdragen in de landen waar deze bedrijven hun producten of diensten verkopen. Hoeveel precies is nog onbekend. Naar alle waarschijnlijkheid tussen de 20% en 30% van de winst die uitstijgt boven een winstmarge van 10%.
Dat zou voor Amazon goed uitpakken. Iets waar de Britten en Fransen niet blij mee zijn. De techgigant behaalt namelijk bescheiden winstmarges met zijn onlineverkoop. Hier zal een opsplitsing van bedrijfsactiviteiten voor worden gemaakt. Zo eindigt alsnog een deel van de winst van de hoog renderende web-diensten in Parijs en Londen, aldus het FD.