Menno Snel moet al in 2020 de vermogensrendementsheffing aanpassen. Dat vindt de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB). De Hoge Raad oordeelde dat de omstreden spaartaks strijdig is met het Europees recht. Actie vereist dus, menen de adviseurs.
Te hoog
Snel kondigde al eerder aan dat het kabinet op Prinsjesdag met een aantal oplossingsrichtingen zal komen voor de rendementsheffing in box 3. Dat is te laat en te weinig om al in 2020 voor veranderingen te zorgen. De beroepsvereniging van academisch opgeleide fiscalisten vindt snelle aanpassingen wel noodzakelijk, schrijft het FD.
De vermogensrendementsheffing is een belasting op het vermogen van spaarders. Op basis van een verondersteld rendement op dat vermogen. De Hoge Raad oordeelde vorige maand dat de 4% fictief rendement waar de overheid in 2013 en 2014 uitging te hoog is. Dit rendement kan niet worden gehaald wanneer iemand weinig risico’s neemt met zijn vermogen. Daarmee is de heffing in strijd met het Europees eigendomsrecht.
Onmogelijke opgave voor rechtbanken en fiscus
Of zo’n rendement van 4% zal leiden tot een te zware last dienst volgens de Hoge Raad per belastingbetaler te worden beoordeeld. De regering en parlement hebben daarnaast ook de taak om de heffing op stelselniveau in lijn te brengen met het Europees recht.
Wanneer het rechtsherstel te lang op zich laat wachten zullen de Belastingdienst en de rechtbanken alles op hun bordje krijgen, waarschuwt de Orde. Uitspraken doen over alle individuele bezwaarschriften is volgens de NOB een onmogelijke opgave. Als het aan de adviseurs ligt wordt op langere termijn de vermogensheffing hervormd in samenhang met een integrale herziening van de inkomstenbelasting.
Een oplossing zou kunnen zijn het heffingsvrij vermogen (€30.360 in 2019) te verhogen. Dit heeft echter niet de voorkeur van de NOB omdat er een flinke verhoging nodig is om de belastingbetalers met grotere spaartegoeden te ontzien. Een ander alternatief is dat spaargeld wordt losgetrokken van de rest van iemands vermogen. Dan moet worden aangetoond welk deel van het vermogen spaargeld is en hoeveel dit deel heeft opgeleverd. Daarbij wordt dan het werkelijk behaalde rendement over het spaargeld belast. In plaats van de forfaitaire opbrengst.
Risico’s
In het derde alternatief belast de fiscus eveneens het werkelijk behaalde rendement op spaargeld. Maar daarnaast blijft het forfaitair rendement van kracht voor de rest van het vermogen. De belastingplichtigen hoeven hierbij niet zelf te bewijzen dat zij spaargeld hebben. De bankgegevens over rendementen belanden dan vanzelf bij de fiscus.
Het risico dat het vermogen op een peildatum even op een spaarrekening kan worden gezet, moet niet worden overschat zegt de NOB. Daar zitten namelijk ook kosten aan verbonden. Daar ruwe maatregel tegen arbitrage is dat grote afwijkingen in het spaartegoed te nopzichte van het voorafgaande jaar, buiten de belasting van het werkelijke rendement worden gehouden, aldus het FD.