
De Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA), ingevoerd op 1 mei 2016, heeft als doel schijnzelfstandigheid onder zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) tegen te gaan. De wet beoogt duidelijkheid te scheppen over de arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Echter, in de praktijk heeft de wet vooral geleid tot onzekerheid, uitstel van handhaving en een groeiende kloof tussen beleid en realiteit. Wat het probleem extra pijnlijk maakt, is dat de Belastingdienst, belast met het toezicht op de naleving van deze wet, zelf gebruikmaakt van zzp’ers onder omstandigheden die vragen oproepen. Hoe wil de Belastingdienst gaan controleren op schijnzelfstandigheid in het bedrijfsleven, als ze zelf niet het goede voorbeeld geeft en zich niet eens aan de huidige wetgeving houdt of beschikbare verduidelijkingsinstrumenten (webmodule) gebruikt?
De kern van de Wet DBA
De Wet DBA verving de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) en introduceerde modelovereenkomsten waarmee opdrachtgevers en opdrachtnemers hun relatie konden laten toetsen. In theorie zou dit leiden tot heldere afspraken over de zelfstandigheid van de opdrachtnemer. In de praktijk ontstond een grijs gebied waarin veel opdrachtgevers uit angst voor naheffingen geen zzp’ers meer durfden in te huren, terwijl anderen dat juist bleven doen zonder zich aan de wet te houden.
Einde handhavingsmoratorium en onzekerheid
Vanwege de ontstane onduidelijkheid en maatschappelijke onrust besloot de overheid de handhaving van de wet uit te stellen. De Belastingdienst kreeg instructies alleen in te grijpen bij evidente kwaadwillendheid. Dit moratorium, dat tot 31 december 2024 duurde, ondermijnt de effectiviteit van de wet. De facto is een situatie ontstaan waarin de wet nauwelijks wordt gehandhaafd en waarin opdrachtgevers vrij spel lijken te hebben.
De Belastingdienst als opdrachtgever
Tegen deze achtergrond is het bijzonder wrang dat de Belastingdienst zelf gebruikmaakt van zzp’ers op een wijze die niet in overeenstemming is met de regels die zij geacht wordt te handhaven. In sommige gevallen vervullen deze zzp’ers functies die sterk lijken op reguliere dienstbetrekkingen, met gezagsverhoudingen, vaste werktijden en een integratie in de organisatie. Hiermee wordt het risico op schijnzelfstandigheid levensgroot, en overschrijdt de Belastingdienst haar eigen normen.
De geloofwaardigheid op het spel
Als toezichthouder draagt de Belastingdienst niet alleen een wettelijke taak, maar ook een voorbeeldfunctie. Door zelf in een grijs gebied te opereren, ondergraaft zij haar eigen gezag en roept zij fundamentele vragen op over de handhaving van arbeidsrechtelijke normen. Hoe kan van andere opdrachtgevers immers worden verlangd dat zij zich aan de Wet DBA houden, als de instantie die hierover oordeelt zich daar zelf niet aan houdt?
Structurele oplossing vereist
De problematiek rondom de Wet DBA en het gedrag van de Belastingdienst illustreert de bredere noodzaak tot hervorming van de arbeidsmarkt. Zolang er geen helder onderscheid is tussen loondienst en zelfstandig ondernemerschap, blijven opdrachtgevers – inclusief de overheid – worstelen met de regels. Een fundamentele herziening van het arbeidsrecht, waarin gekeken wordt naar nieuwe vormen van werk, zou kunnen bijdragen aan een eerlijker en duidelijker speelveld.
Conclusie
De paradox van een Belastingdienst die zzp’ers inzet onder twijfelachtige voorwaarden terwijl zij tegelijkertijd verantwoordelijk is voor het toezicht op diezelfde praktijken, tast het vertrouwen in de wetgeving én in de overheid aan. Om haar taak naar behoren te kunnen uitvoeren, moet de Belastingdienst eerst zelf het goede voorbeeld geven. Pas dan kan gewerkt worden aan een geloofwaardige en rechtvaardige handhaving van de regels.
De auteur mr. E.J. Kemp is als belastingadviseur verbonden aan Contaxus Belastingadviseurs te Schiphol-Rijk
Een Blik op Fiscaliteit
Hét fiscale magazine van Nederland. Met interviews, trends en praktische artikelen.
