Vanaf 1 juli 2020 zullen de bpm-tarieven voor auto’s gebaseerd worden op de nieuwe CO2-testmethode WLTP, die sinds 1 september 2018 verplicht is voor alle nieuw verkochte auto’s. De BPM-tarieven zullen budgettair neutraal worden omgerekend op basis van recent onderzoek van TNO. In overleg met de autobranche komt er een ruime overgangsperiode zodat de sector voldoende tijd heeft om zich er op voor te bereiden. Dit schrijft staatssecretaris Snel vandaag aan de Tweede Kamer.
CO2-uitstoot
Hoeveel BPM autobezitters moeten betalen, hangt af van hoeveel CO2 een auto uitstoot en de tarieven van de BPM. Sinds 1 september 2018 is er een nieuwe CO2-testmethode voor personenauto’s: de Worldwide Harmonized Light Vehicle Test Procedure (WLTP). Deze methode geeft beter inzicht in het werkelijke brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van personenauto’s dan de vorige methode. TNO heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de gevolgen van de nieuwe testmethode op de CO2-uitstoot van auto’s. Hieruit blijkt dat de CO2-uitstoot van auto’s onder deze nieuwe test gemiddeld hoger is.
Aan de hand van de onderzoeksresultaten van TNO worden de CO2-tarieven van de BPM per 1 juli 2020 daarom zodanig naar beneden bijgesteld, dat de BPM-opbrengst alleen als gevolg van de nieuwe testmethode niet zal stijgen. Ook de gemiddelde BPM per auto zal naar verwachting ongeveer hetzelfde blijven. Wel kan het zijn dat de BPM op sommige auto’s hoger wordt terwijl de BPM op andere auto’s lager wordt.
Vervuilender
De stelling dat de BPM al in 2018 en 2019 gestegen zou zijn als gevolg van de nieuwe WLTP-testmethode wordt door het TNO-onderzoek ontkracht. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat de BPM toename het gevolg is van het feit dat nieuw verkochte auto’s in deze jaren gemiddeld vervuilender zijn, doordat zij gemiddeld zwaarder zijn en meer motorvermogen hebben. Dat leidt tot een hogere CO2-uitstoot en dus een hogere BPM. Dit staat los van de nieuwe testmethode.
Monitoren
Het kabinet zal de ontwikkelingen scherp blijven monitoren. De omzetting wordt geregeld via een wetsvoorstel dat als onderdeel van het pakket Belastingplan op Prinsjesdag naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. De branche heeft vervolgens een half jaar om zich voor te bereiden.