“Dat iemand al een paar jaar uit Nederland vertrokken is, wil niet zeggen dat diegene fiscaal niet meer in Nederland woonachtig is. Waar iemand woont is van veel omstandigheden afhankelijk en wordt per jaar beoordeeld”, dat vertelt advocaat en belastingdeskundige Samad Laghmouchi.
Dubbele belasting én belastingontwijking
Woon- en vestigingsplaatsdiscussies zijn zeer actueel bij de Belastingdienst. Dit komt door de toenemende mobiliteit van werknemers en ondernemers. Belastingplichtigen reizen steeds vaker over de grens en hebben steeds meer sociale en economische banden in meer dan één land. Dit werkt dubbele belastingheffing of juist belastingontwijking in de hand.
Woonplaatsbegrip is een open norm
“De discussies over de woon- en vestigingsplaats ontstaan, omdat de wetgever ervoor heeft gekozen dat het woonplaatsbegrip een open norm is. Daar waar iemand woont, wordt naar de omstandigheden bepaald. Deze open norm wordt in de praktijk bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen benaderd: heeft een belastingplichtige in Nederland een woonhuis? Waar verblijft zijn gezin? Waar gaan zijn kinderen naar school? Waar heeft hij een abonnement voor bepaalde hobby’s? Er zijn verschillende aanknopingspunten die de Belastingdienst hanteert om te bepalen of iemand inwoner is van Nederland.”
Lees ook:
In welk hokje van de Belastingdienst past de digital nomad?
Fiscale onduidelijkheid door mobiliteit
“Het gaat met name mis bij personen die verschillende maanden in verschillende landen actief zijn. Dat zijn vooral expats, die van het ene naar het andere land verhuizen en daar werken. Maar dat zie je ook terug in situaties, waarbij een gezin vanuit Nederland vertrekt naar het buitenland en binnen een jaar of iets langer weer terugkomt. In de tussentijd behouden zij bepaalde banden met Nederland, bijvoorbeeld een woonhuis die zij verhuren of een bankrekening die zij bij een Nederlandse bank aanhouden. Als Nederland met het andere land een belastingverdrag heeft gesloten, dan wijst dat verdrag aan welk land voor gaat. Als er geen belastingverdrag bestaat met dat andere land, dan kan het zo zijn dat beide landen het inwonerschap voor de belastingheffing claimen van de betreffende belastingplichtige. Dubbele heffing ligt dan op de loer.”
Stof tot nadenken voor wetgever
Laghmouchi ziet dat de wetgever beter over deze toenemende mobiliteit na moet denken. Niet alleen dubbele heffing is namelijk een nadelig gevolg, het kan net zo goed zijn dat de digital nomad nergens wordt belast. “Als je nergens je banden behoudt en van het ene naar het andere land reist, dan kan het zo zijn dat in geen enkel land een inkomensbestanddeel wordt belast. De vraag voor de politiek is of je het woonplaatsbegrip zo kunt invullen dat het zekerheid biedt voor álle situaties. Dus dat je in ieder geval ergens in de wereld een woonplaats hebt.”
Tips voor belastingadviseurs
Voor belastingadviseurs die het gesprek aangaan met hun klant over woon- en vestigingsplaats, noemt Laghmouchi de volgende aandachtspunten:
- Woonplaatsbegrip is een open norm: alle omstandigheden zijn van belang. Waar heeft iemand een woonhuis? Waar heeft hij zijn gezin? Waar beoefent hij zijn hobby’s?
- Zorg dat je duidelijkheid krijgt over de duurzame band van persoonlijke aard. Dat is de maatstaf die gewoonlijk in de rechtspraak wordt gehanteerd.
- Welke documenten kunnen onderbouwen dat de omstandigheden meer naar Nederland of een ander land wijzen?
Tot slot kan je als adviseur ook rekening houden met de formeel juridische kant. “Op een gegeven moment zal jij of jouw klant een vragenbrief ontvangen van de belastinginspecteur. Dan kun je kijken op welke vragen je antwoord moet geven en op welke vragen niet, omdat bepaalde vragen immers niet relevant (kunnen) zijn voor de belastingpositie van jouw klant. Echter, door de open norm die het fiscaal woonplaatsbegrip is, kan de belastinginspecteur veel vragen stellen. Ook vragen die privacygevoelig kunnen zijn. Denk aan: met wie woont u samen in dat land? Met wie verblijft u? Waar gaat u naar de dokter en tandarts? Of al deze informatie nodig is en mogelijk te ver gaat, kan in de praktijk tot nieuwe (meer formeel juridische) discussies leiden.”