Staatssecretaris Marnix van Rij (fiscaliteit, CDA) heeft de tijdelijke vermogenstaks, die vanaf dit jaar door de fiscus wordt opgelegd en tot en met ten minste 2026 van kracht is, aangepast. Zijn “verfijningen” zorgen er echter niet voor dat de juridische houdbaarheid van de overbruggingsregeling nu zeker is.
Herstelplan
Op 24 december 2021 maakte de Hoge Raad een einde aan de vermogensrendementsheffing zoals die sinds 2017 bestond. In cassatie verlaagde de hoogste belastingrechter de betwiste aanslagen en ging uit van werkelijke in plaats van veronderstelde rendementen, waarna andere rechters werden opgedragen dit voortaan ook te doen.
Vorig jaar lanceerde Van Rij met spoed een herstelplan voor de jaren 2017-2022. Ondertussen wordt er gewerkt aan een definitieve belasting gebaseerd op werkelijke inkomsten uit sparen en beleggen. Toch is de verwachting nu dat een dergelijke heffing pas in 2027 wordt geïntroduceerd.
Opnieuw te hoog
Momenteel is de vraag of de haastige overbruggingsregeling van de staatssecretaris juridisch houdbaar is. De Belastingdienst wacht met het behandelen van bezwaren van belastingplichtigen die effecten en vastgoed in box 3 hebben en ontevreden zijn over de uitkomsten van de hersteloperatie, totdat de Hoge Raad de vraag heeft beantwoord.
Ook legt de dienst momenteel geen nieuwe aanslagen op voor de rendementsheffing bij deze beleggers. Dit is een reactie op uitspraken van rechters sinds het Kerstarrest, waarbij rechtbanken en gerechtshoven in beroepszaken van vóór december 2021 rekening houden met het arrest. Ze beoordelen of de Belastingdienst belastingplichtigen die daarvoor in aanmerking komen, voldoende compenseert voor te veel betaalde belasting vanaf 2017. In veel gevallen blijkt de aanslag opnieuw te hoog te zijn volgens de rechters.
Nauwer aansluiten
Op 2 november deed het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch een uitspraak in een zaak waarin de Belastingdienst het belastbare inkomen uit sparen en beleggen voor 2017 vaststelde op €47.811. Het grootste deel van dit inkomen kwam voort uit beleggingen. De belastingplichtige tekende bezwaar aan tegen de aanslag, maar zowel de Belastingdienst als de rechtbank verwierpen het bezwaar.
Het hof betrok echter het Kerstarrest in zijn beoordeling en meende dat het rechtsherstel nauwer moet aansluiten bij het werkelijk behaalde rendement van de belastingbetaler. De opbrengst uit zijn vermogen in 2017 bedroeg €36.000, waarover beide partijen het eens waren. Het hof verminderde de aanslag dienovereenkomstig. Staatssecretaris Van Rij is tegen de uitspraak in cassatie gegaan bij de Hoge Raad.
Interpretaties
De discrepantie tussen de staatssecretaris en de rechtbanken en gerechtshoven ontstaat door verschillende interpretaties van het Kerstarrest. De staatssecretaris meent dat de Hoge Raad opkomt voor spaarders die door de lage rente benadeeld zijn in box 3. De forfaitaire spaarvariant die wordt gebruikt in de hersteloperatie en de overgangsheffing, geeft spaarders voorrang. Voor beleggingen zoals aandelen en vastgoed wordt het rendement echter gebaseerd op een fictieve waarde op basis van een voortschrijdend gemiddelde.
Rechters volgen echter een andere aanpak, waarbij ze in hun uitspraken zo nauwkeurig mogelijk aansluiten bij de werkelijke opbrengsten van het betreffende belastingjaar, ongeacht of deze afkomstig zijn van banktegoeden of beleggingen. Dit past bij de interpretatie van het Kerstarrest, die stelt dat de uitspraak van de Hoge Raad in sommige gevallen ook helpt voor beleggers die geld verliezen door bijvoorbeeld verkeerde investeringen.
Geen oplossing
De recent voorgestelde aanpassingen, zullen het verschil in interpretatie tussen de belastingdienst en rechters niet oplossen. Een voorgestelde verfijning is om geld in onderhoudskassen van verenigingen van eigenaren te belasten als banktegoed in plaats van beleggingen, waardoor het belastingvoordeel toeneemt bij de huidige lage rente.
Maar de bewindsman is nog niet verlost van beroepsprocedures over deze onderhoudskassen, omdat de wijziging niet van toepassing is op de hersteloperatie, terwijl het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden al heeft geoordeeld dat deze onderhoudskassen gelijk gesteld moeten worden aan banktegoeden. De CDA-bewindsman suggereert ook een splitsing tussen effecten en vastgoed in de categorie overige bezittingen, maar handhaaft voor beide soorten vermogen het veronderstelde langjarige rendement als grondslag voor de belasting.
Onuitvoerbare hersteloperatie
De hoogste belastingrechter moet nu beslissen of de forfaitaire spaarvariant van Van Rij in lijn is met het Kerstarrest. De staatssecretaris is optimistisch dat zijn variant standhoudt, maar oud-Hoge Raadslid Bernard Bavinck denkt dat dit niet het geval is en waarschuwt voor een onuitvoerbare hersteloperatie. Hij dringt er bij de politiek op aan om een redelijke compensatie te bieden aan beleggers en roept de rechterlijke macht op om bij hun beslissing rekening te houden met de uitvoerbaarheid van de hersteloperatie.