Het kabinet heeft officieel nog als doel om spaarders en beleggers vanaf januari 2026 te belasten naar werkelijk behaald rendement. In een vorige week verstuurde Kamerbrief over de toekomst van de box 3-heffing spreekt staatssecretaris van fiscaliteit Marnix van Rij echter zijn twijfels uit over de haalbaarheid van zo’n heffing. Daarbij doet de bewindsman een alternatief voorstel waarbij net als voorheen op basis van een fictief rendement zal worden belast.
Contouren van een alternatief
Een vermogenstaks gebaseerd op werkelijke rendementen is al langere tijd een wens van een Kamermeerderheid. Dit is immers rechtvaardiger dan het alternatief van fictieve rendementen. Het werkelijk rendement kan namelijk flink afwijken van de veronderstellingen die de fiscus maakt, waardoor de spaarder of belegger uiteindelijk te veel of te weinig belasting betaald, dat schrijft het FD.
Vanwege het zogenaamde kerst-arrest van de Hoge Raad is de aanpassing van de box-3 heffing nog urgenter geworden. In de voortgangsbrief of de nieuwe vermogensbelasting schetst Van Rij de contouren van een alternatief voor de eerder aangekondigde heffing op werkelijke rendementen. In een overzicht met voors en tegens scoort het mogelijke alternatief op vier van de vijf punten beter dan het aanvankelijke plan.
Verfijning
Het geschetste plan B is een verfijnde variant van de huidige overbruggingsheffing. Deze is grotendeels gebaseerd op veronderstelde rendementen. De fiscus gaat daarbij uit van forfaitaire rendementen op sparen en beleggen die meetellen voor box 3. In tegelstelling tot voor 2017 kijkt de Belastingdienst nu wel naar de samenstelling van iemands vermogen. Daarmee is de aanname dat iemand met meer vermogen ook meer rendement maakt van tafel.
Het geraffineerde alternatief moet de fictieve rendementen zo dicht mogelijk in de buurt brengen van de werkelijke rendementen. Deze voorwaarde heeft de Hoge Raad immers gesteld aan een forfaitair stelsel. In Plan B wordt onroerend goed bijvoorbeeld gesplitst in woningen en niet-woningen, verhuurd en niet-verhuurd. Obligaties krijgen een eigen rendement om dat dit vaak lager ligt dan bij aandelen. Bovendien kan er worden gesleuteld aan de wijze waarop de rendementen tot stand komen. Zo sluiten ze beter aan bij actuele opbrengsten in het betreffende belastingjaar.
Daarbij benadrukt de staatssecretaris in zijn brief dat belastingbetalers vaker fouten maken in hun aangifte wanneer zij zelf meer data moeten aanleveren. Bij de forfaitaire heffing vult de fiscus de meeste gegevens in, die de belastingbetaler vervolgens alleen hoeft de controleren.
Grote investering en inzet
Een voordeel van Plan B is dat er aanzienlijk minder hoeft te worden geïnvesteerd in ICT bij de fiscus. Een stelsel op basis van werkelijk rendement vergt een forse investering. De noodzakelijke aanpassing zijn volgens Van Rij ‘zeer ingrijpend’. Het ministerie verwacht in beide varianten een toename van het aantal bezwaarschiften en beroepszaken tegen de spaartaks. Het werkelijk-rendement-stelsel blijft op één punt superieur. Belastingbetalers vinden het namelijk rechtvaardiger.
Toch is het niet de eerste keer dat de staatssecretaris zijn twijfels of de haalbaarheid van zo’n heffing uitspreekt. Van Rij wees de Kamer afgelopen september al wat het nieuwe stelsel vraagt van de belastingbetalers en de fiscus. ‘Daar heb ik wel in toenemende mate grote zorgen over’, schreef hij toen.