Vermogensongelijkheid staat op de politieke agenda. Daarom dienden GroenLinks en PvdA enige tijd geleden een wetsvoorstel in om goed verdienende directeuren-grootaandeelhouders zwaarder te belasten. In reactie op dat wetsvoorstel stelt De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) de mogelijkheid voor om het verlaagde tarief voor de winstbelasting af te schaffen.
Twee tarieven
De groep van directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) en andere zogeheten houders van een aanmerkelijk belang in een bv betalen in box 2 relatief weinig belasting in vergelijking met ondernemers en men name werknemers in box 1. Het kabinet kijkt daarom naar mogelijkheden om dit verschil te verkleinen. Staatssecretaris Marnix van Rij van Fiscaliteit heeft dan ook toegezegd om box 2 onder de loep te nemen.
De houders van een aanmerkelijk belang betalen in box 2 belasting over de winstuitkering die ze krijgen. Voor de winstuitkering wordt echter al winstbelastingbelasting (vpb) betaald door het bedrijf waarin ze een belang hebben. Er is dus een gecombineerde belastingdruk. Het voorstel van de linkse oppositiepartijen is om het huidige tarief in box 2 van 26,9% te vervangen door twee tarieven. Namelijk 26% voor de eerste €60.000 winstuitkering en 40,59% voor alles wat daarbovenuit komt.
Disbalans
Er ligt overigens al een voorstel van het kabinet om twee tarieven in te voeren (26% tot €67.000 en 29,5% voor de rest). De oppositiepartijen stellen de balans in belastingdruk te herstellen met hun voorstel. Bovendien moeten de nieuwe tarieven fiscale arbitrage tegengaan, waarbij belastingbetalers inkomsten aangeven in de box die de laagste aanslag oplevert. De NOB denk echter dat het voorstel een nieuwe disbalans veroorzaakt, maar dan in het nadeel van de dga’s.
Het hoge tarief van 40,59% leidt namelijk in combinatie met het reguliere vpb-tarief van 25,8% tot een belastingdruk van 55,92%. Daartegenover is het hoogste tarief in box 1 49,5%. Met het verlaagde vpb-tarief van 15% ontstaat wel een evenwicht tussen box 1 en box 2 met een druk van ongeveer 37%. Het lage tarief geldt nu nog voor de eerste €395.000 winst. Vanaf volgend jaar gaat die drempel naar €200.000. Vanaf dat bedrag gaat men dan dus bijna 56% belasting betalen.
Als alternatief stellen de belastingadviseurs voor om het verlaagde vpb-tarief te schrappen. Daarbij zouden er dan gelijktijdig twee tarieven in box 2 moeten worden ingevoerd. De NOB benadrukt overigens dat dit een politieke keuze is, schrijft het FD.
Gecombineerde belastingdruk
Door de invoering van een tarief van 15,19% voor winstuitkeringen tot €51.494 en 31,94% voor alle daarboven, ontstaat een ongeveer gelijke belastingdruk. De NOB stelt dat het kabinet bij het vaststellen van de tarieven kan kiezen om rekening te houden met de beperktere mogelijkheden voor dga’s om fiscaal vriendelijk voor hun pensioen te sparen. Daarnaast kan men in Den Haag kijken of de gecombineerde belastingdruk op ondernemingswinsten iets omlaag kan. Dat zou ondernemen en ondernemersrisico stimuleren, stellen de belastingadviseurs.
Bovendien zou de vervanging van het lage tarief door een laag tarief in box 2 een voordelige bijkomstigheid hebben. Namelijk dat het opstaptarief alleen bij belastingbetalers belandt voor wie dit bedoeld is, namelijk het midden- en kleinbedrijf. Daarnaast verdwijnt de prikkel voor bedrijven op te knippen zodat die vaker dan één keer profiteren van het lage vpb-tarief.
Vermogensongelijkheid
Die laatste prikkel ontstond toen het vorige kabinet besloot de grens voor het lage vpb-tarief met ingang van dit jaar op te trekken van €245.000 naar €395.000. De NOB waarschuwde dan ook dat dit bedrijfssplitsingen zou uitlokken. Dit voorjaar werd aangekondigd dat de verruiming vanaf volgend jaar terug omlaag naar de eerdergenoemde €200.000, aldus het FD.
De afschaffing van het opstaptarief staat ook in het rapport over de vermogensongelijkheid dat in juli verscheen. Volgens de commissie is er geen economische onderbouwing voor dat belastingvoordeel. Het schrappen zal jaarlijks ruim €5 miljard opleveren. Hierbij is echter geen rekening gehouden met de belastingderving die ontstaat door een laag tarief in box 2 te introduceren, zoals de NOB aandraagt.