Een entertainer is betrapt op het doen van een onjuiste belastingaangifte. De persoon in kwestie werd gechanteerd en betaalde zijn afpersers. Vervolgens probeerde hij het bedrag als ondernemingskosten te verrekenen in zijn belastingaangiftes. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft daar echter in hoger beroep een stokje voor gestoken.
Afpers-geld als onkosten
De entertainer, die is geanonimiseerd in de onlangs gepubliceerde uitspraak, betoogde voor het gerechtshof dat hij zijn inkomen niet te laag heeft opgegeven, omdat hij rekening moest houden met de betalingen aan zijn afpersers. Het hof is het echter niet eens met zijn redenering dat de betalingen onkosten waren voor zijn bedrijf. Het argument dat hij het afpers geld betaalde omdat hij anders zou zijn mishandeld en zijn werk niet meer had kunnen doen, was niet overtuigend voor het hof.
Privésfeer
De belastingzaak ging dan ook niet over de afpersing zelf. Een proces-verbaal van de politie over de chantage was wel opgenomen in de stukken. De vraag voor het hof was of de entertainer wel of niet met opzet verkeerde belastingaangiftes had gedaan, zoals de Belastingdienst stelde en de artiest-ondernemer bestreed.
Hij verklaarde eerder tegen de politie en opnieuw tijdens de zitting dat de betalingen aan de afpersers te maken hadden met de afwikkeling van een faillissement. Het zou gaan om een bedrijf waar de entertainer bestuurders was geweest. Daaruit concludeert het hof dat de betalingen in de privésfeer liggen en dus geen ondernemingskosten zijn. Zo oordeelde de rechtbank Gelderland vorig jaar ook.
Gesjoemel met btw-tarieven
De artiest in kwestie maakte onder andere valse creditfacturen op naam van een partner, zonder betalingen te verrichten. Op die manier drukte hij kunstmatig de omzet van zijn onderneming, zodat hij minder omzetbelasting hoefde af te dragen. Daarnaast werd bij klanten het hoge btw-tarief van 21% in rekening gebracht, terwijl vervolgens bij de fiscus aangifte werd gedaan tegen het lage tarief van 6%. Daarmee ontliep de ondernemer in vijf jaar tijd €57.322 aan btw-afdrachten. Dit kwam uiteindelijk in 2018 tijdens een boekenonderzoek aan het licht.
Het hof stelt dat de man precies wist wat hij deed. Onder normale omstandigheden bedraagt de boete voor het vergrijp 50% van de misgelopen belastingopbrengst. De fiscus verlaagde deze echter tot €5000, omdat de Belastingdienst ook eenzelfde bedrag aan boetes oplegde wegens de te lage aangiftes inkomstenbelasting. Bovendien hield de fiscus rekening met de benarde financiële positie van de artiest.
Schijnzelfstandigheid
De artiest schreef zich op 1 januari 2014 in als eenpitter bij de Kamer van Koophandel, met als ondernemingsactiviteiten: de beoefening van podiumkunst, het componeren van muziek, het schrijven van teksten en het meewerken aan theater-, televisie- en websiteproducties. In het boekonderzoek kwam echter naar voren dat de belastingplichtige hoofdzakelijk voor één opdrachtgever werkte. Die opdrachtgever betaalde vanaf 2013 maandelijks €6000, zonder onderbrekingen voor vakantie of ziekte. Bovendien bleek het bedrijf veel invloed te hebben op de shows van de artiest. Daarom oordeelde de fiscus dat er sprake was van een gezagsverhouding. Het hof ging hierin mee. Daaruit volgt dat de maandelijkse vergoeding beschouwd mocht worden als loon en dus ook als zodanig belast mocht worden, aldus het FD.