Het ministerie van Financiën zet niet door in een navorderingsaanslagzaak over de netto-verkoopopbrengst van een springpaard. De eigenaar van het paard stapte met succes naar de rechter en kreeg de aanslag over de ruim €1 miljoen vernietigd. Zowel de rechtbank als het gerechtshof stellen dat de netto-opbrengst niet tot het inkomen van de eigenaar gerekend mag worden.
Niet volstrekt onbegrijpelijk
Daarom ziet staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit, CDA) af van cassatie bij de Hoge Raad. Eerder werd nog pro forma cassatie ingesteld. Bovendien laat het ministerie ook de samenhangende zaak over de verkoopcommissie van €130.000 schieten.
Van Rij schrijft dat hij een andere uitkomst meer voor hand vond liggen, maar dat hij het oordeel van het Hof ‘niet volstrekt onbegrijpelijk’ acht. ‘Van het instellen van beroep in cassatie valt daarom geen succes te verwachten.’
Van €12.500 naar €1,3 miljoen
Het draait om een zaak van een voormalig springruiter die in 2007 een paard kocht voor zijn op dat moment 17-jarige dochter. Destijds betaalde de vader €12.500 voor het paard. Uiteindelijk werden zowel dochter als paard vanaf 2012 getraind door een professionele coach, zo valt te lezen in het arrest van het Hof.
In 2013 maakte de dochter van springruiter haar debuut op een internationaal toernooi en werd vervolgens door de bondscoach geselecteerd. Dochter was inmiddels een onderneming begonnen voor stalling, verzorging en training van paarden. In 2014 verkocht vader het paard voor het bedrag van €1,3 miljoen.
Resultaat uit overige werkzaamheden
De verkoop werd echter achterwege gelaten in zijn belastingaangifte over 2014. De fiscus kwam de transactie op het spoor toen zij in 2017 de boeken van de man controleerden. Volgens de Belastingdienst moest de opbrengst als ‘resultaat uit overige werkzaamheden’ worden belast en dus volgde een navorderingsaanslag op basis van een inkomen van ruim €1,1 miljoen met een belastingrente van €77.750.
Bovendien kwam de dienst een commissie van €130.000 tegen die de vader bij de verkoop aan zijn dochter had betaald. Dus volgde ook voor haar een navorderingsaanslag.
Intentie
In de wet staat dat de Belastingdienst de verkoop zou mogen belasten als de vader bij de aanschaf de bedoeling had om daar geld mee te verdienen. De inspecteur stelde dat de voormalig-springruiter bewust een goed paard had gekocht. De wens om het paard steeds beter en succesvoller te maken gaat bovendien had in hand met de waardestijging.
Het gerechtshof is het daar niet mee eens. In het arrest staat dat de vader het paard kocht voor de hobby van zijn dochter. Op geen enkele manier blijkt dat de vader het paard later voor meer geld wilde verkopen. Beide navorderingsaanslagen zijn vernietigd. De navordering op de commissie omdat de dochter het paard nooit beroepsmatig had verzorgd, aldus het FD.