Afgelopen weekend is er een akkoord bereikt over een minimumtaks voor multinationals. De leiders van de G7 landen hebben het akkoord wat eerder hun ministers van financiën bereikten bekrachtigd. De minimumwinstbelasting voor de grootste bedrijven moet zorgen voor een andere verdeling van belastingafdrachten. De tegenstanders laten zich tegelijkertijd ook steeds meer horen.
Tegenstanders
De Ierse minister van financiën Paschal Donohoe trad op als voorzitter van de Eurogroep toen het akkoord werd gesloten met zijn collega’s uit Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Ierland telt een flinke hoeveelheid regionale hoofdkantoren van Amerikaanse multinationals omdat er gunstige fiscale regels gelden. Bijvoorbeeld en een laag tarief van 12,5% om belasting te ontwijken.
Donohoe voerde geen uitgesproken oppositie in tegenstelling tot de Hongaarse premier Viktor Orbán en de Poolse minister van financiën Tadeusz Koscinski. Zij vinden een minimumtarief van 15% onacceptabel. Ook zij hebben dankzij een gunstig fiscaal klimaat fabrieken en distributiecentra binnengehaald, schrijft het FD.
G20 en de Oeso
De nieuwe minimumbelasting wordt zo ingericht dat het thuisland van een multinational extra belasting zal heffen zodra dochterbedrijven in andere landen minder dan het minimumtarief van 15% betalen. Wanneer het thuisland dat niet doet kunnen andere landen waarin het bedrijf actief is dat alsnog doen.
Op 9 en 10 juli zal de grotere club van landen, waaronder China, tijdens de G20 bijeenkomst moeten instemmen met het belastingakkoord. Een week daarvoor spreken de bijna 140 landen die meedoen aan de belastingonderhandelingen onder leiding van de Oeso zich uit over de overeenkomst.
Minder doeltreffend
China heeft nog weinig vrijgegeven maar volgens persbureau Reuters wil het land hoe dan dat er uitzonderingen komen voor de minimumtaks. Het Chinese standaardtarief van de winst- of vennootschapsbelasting is 25%. Maar het land kent speciale economische zones met tarieven lager dan 15% om buitenlandse investeringen aan te trekken. Zo betaald ook de technologie-industrie minder belasting.
Maar zulke uitzonderingen maken een minimumtarief minder doeltreffend. Hoe minder uitzonderingen hoe minder ruimte om te concurreren met de tarieven, stelt hoogleraar internationaal belastingrecht Maarten de Wilde van de Erasmus Universiteit. De hoogleraar die tevens verbonden is aan PwC spreekt daarmee een breed gedeelde opvatting uit.
Winstmarge van 10%
Zo stelde de Franse minister van financiën Bruno Le Maire vorige week nog hoe groot het belang is dat China meedoet aan de belastingafspraken. Daarnaast moeten alle digitale multinationals meedoen aan de nieuwe afspraken en dus ook internetwinkel Amazon. In het akkoord staat dat de landen waarin de techreuzen hun omzet behalen zonder er een fysiek kantoor te hebben straks 20% van de winst mogen belasten. Wel voor zover deze uitstijgt boven een wereldwijde winstmarge van 10% van de omzet.
In het geval van Amazon wordt er weliswaar veel winst gemaakt maar als percentage van de omzet schommelt die winst wond de 7%. Daarvoor is een oplossing gevonden door de meer winstgevende diensten van het bedrijf af te zonderen. Wat dat gaat betekenen voor andere grote multinationals is nu de vraag. In aanloop naar de bijeenkomst in juli hebben Indonesië, Mexico en Zuid-Afrika alvast hun steun uitgesproken voor de overeenkomst, aldus het FD.