Demissionair staatssecretaris van Financiën, Marnix van Rij (CDA), heeft enkele aanpassingen gemaakt aan het voorstel voor een nieuwe vermogensrendementsheffing in box 3. De wijzigingen omvatten onder andere de invoering van een vermogenswinstbelasting voor tweede woningen, in plaats van een heffing gebaseerd op veronderstelde voordelen. Een nieuw kabinet moet het aangepaste wetsvoorstel voor de zomer indienen om de deadline van 2027 te halen.
Deadline
De beperkte aanpassingen volgen op een internetconsultatie met een opmerkelijk hoog aantal reacties: 1737. Financiën heeft tevens gesprekken gevoerd met verschillende belangenorganisaties. Momenteel voert de Belastingdienst een uitvoeringstoets uit op basis van het aangepaste wetsvoorstel.
Om de deadline van 2027 te halen, moet het wetsvoorstel voor de zomer naar de Tweede Kamer. Van Rij laat echter weten dat hij het voorstel niet zelf zal indienen, maar overlaat aan zijn opvolger. Hij waarschuwt dat zonder steun voor het plan in mei, het moeilijk wordt om de deadline te halen.
Juridische risico’s
Van Rij benadrukt dat stilstand op het dossier-box 3 de invoering per 2027 in gevaar brengt, met jaarlijks €400 miljoen aan extra kosten voor de schatkist. De juridische risico’s nemen eveneens toe, vooral met het verwachte arrest van de Hoge Raad dit voorjaar.
In het voorgestelde nieuwe stelsel belast de fiscus spaarders en beleggers op basis van hun werkelijke rendement, in plaats van met forfaits zoals in het oude stelsel. Het plan omvat een vermogensaanwasbelasting voor spaargeld en beursgenoteerde beleggingen, terwijl vastgoed en ander minder liquide bezit onder een vermogenswinstbelasting vallen. Het heffingsvrij vermogen verdwijnt, maar daarvoor komt een heffingsvrij inkomen in de plaats.
Beter uitlegbaar
Een forfait voor belasting op tweede woningen die zelf worden gebruikt, verdwijnt uit het voorstel. In plaats daarvan vallen deze woningen onder de vermogenswinstbelasting, net als andere onroerende zaken in box 3. Van Rij acht dit eenvoudiger en beter uitlegbaar.
Verder zal er geen verliesverrekening plaatsvinden met voorgaande winstjaren, maar mogen geleden verliezen onbeperkt worden verrekend met latere winstjaren. De waarde van onroerende zaken en aandelen bij de invoering van het nieuwe stelsel wordt bepaald op het moment van invoering, niet de aanschafprijs.