Ondanks alle vrijstellingen, aftrekmogelijkheden en teruggaven vormen autobelastingen een serieuze inkomstenbron voor de Nederlandse schatkist. In 2019 stroomde circa €17,3 miljard aan overheidsinkomsten binnen via de autobelastingen. Net onder de 6% van de totale belastingopbrengsten van het Rijk. Dat kan hoger zonder de grote hoeveelheid bijzondere regelingen in de autobelastingen. Drie jaar geleden telde de Rekenkamer er nog 54.
Weinig draagvlak
De aangekondigde sanering van belastinguitzonderingen zal ongetwijfeld ook het einde betekenen voor verschillende bijzondere bepalingen in de autobelastingen. Al in 2010 omschreef toenmalig staatssecretaris van Financiën Frans Weekers de uitzonderingen als een bonte verzameling van vrijstellingen, teruggaven, bijzondere tarieven en kortingen. Hij beloofde dan ook de afschaffing van de belastingvoordelen op de politieke agenda te zullen zetten.
Vijf jaar later signaleerde partijgenoot Eric Wiebes echter nog steeds een wirwar een bijzondere regelingen. Ook Wiebes had de intentie te vereenvoudigen maar liep vast in het moeras van deelbelangen. ‘Ik heb vooralsnog weinig draagvlak gevoeld om een aantal van deze regelingen voor specifieke groepen voertuigen af te schaffen’, schreef hij aan de Tweede Kamer. ‘Het afschaffen van een regeling stuit al snel op verzet van de begunstigde groep.’
Wegenbouw
De huidige staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, Marnix van Rij doet een nieuwe poging. Zo staat er in het regeerakkoord dat ondernemers vanaf 2026 aanschafbelasting moeten betalen voor hun bestelauto. Daarnaast kreeg van Rij dit voorjaar verse munitie voor de sanering in de vorm van een evaluatie door onderzoeksorganisatie SEO.
Zo stammen veel van de uitzonderingen uit vervlogen tijden. De wegenbelasting en de vrijstelling van de wegenbouw komen uit 1926 bijvoorbeeld. Destijds zorgden overheidsbedrijven voor het wegennet. Zij hoefden daarom geen wegenbelasting te betalen voor hun voertuigen. Bovendien was de opbrengst van de heffing bestemd voor aanleg en onderhoud van wegen. Op die manier werd het rondpompen van geld voorkomen.
Duurzaamheid en milieudoelen
Tegenwoordig wordt het beperkte gebruik van de weg als argument voor de tegemoetkoming gebruikt. Ditzelfde geldt voor de verlaagde tarieven voor rijdende winkels, paardenvervoer en circus- en kermisvoertuigen. In 2017 concludeerde onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix al dat de wegenbouw regeling juridisch niet meer valt te verdedigen sinds een wijziging van de Wet op de motorrijtuigenbelasting in 1994. Vanaf dat moment werd het bezit van het voertuig het aangrijpingspunt in plaats van het gebruik van de weg. Behalve dat de vrijstelling zorgt voor minder overheidsinkomsten, schuurt de regeling ook nog eens met de milieudoelen die zijn geïntroduceerd.
De bijzondere regeling past dan ook niet bij het terugdringen van de CO₂-uitstoot. Ook SEO stelt dat veel van de oude uitzonderingen de nieuwe fiscale prikkels voor duurzaamheid ontkrachten. Zo werken de vrijstellingen voor volledig elektrische auto’s niet voor ambulances, brandweerauto’s, geldtransportbusjes en lijkwagens. Simpelweg omdat deze voertuigen al zijn uitgezonderd van aanschaf- en wegenbelasting. Het advies luidt dan ook: het mes erin, aldus het FD.