De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de fiscus onderscheid mag maken tussen belastingen uit ontwikkelings- en niet-ontwikkelingslanden voor de Nederlandse winstbelasting. Dit besluit, gepubliceerd afgelopen vrijdag, bevestigt het eerdere standpunt van het gerechtshof. Het verschil in behandeling schendt volgens de hoogste belastingrechter het discriminatieverbod niet en beperkt evenmin de vrijheid van kapitaalverkeer.
Zonder belastingverdrag
Dit arrest biedt bedrijven die in Nederland winstbelasting moeten betalen helderheid over hoe zij betaalde bronbelastingen in landen zonder belastingverdrag moeten verwerken. Bronbelastingen worden voornamelijk geheven op royalty- en rentebetalingen tussen landen.
Een voorbeeld is een Nederlands bedrijf met een dochteronderneming in Uruguay, dat kranen en trailers verhuurt. De Nederlandse moedermaatschappij verleent daarbij technische ondersteunende diensten, waarvoor de Uruguayaanse dochter royalty’s betaalt. Uruguay heeft bijna €150.000 aan bronbelasting geheven over deze betalingen.
Dubbele belasting
Het moederbedrijf wilde aanvankelijk deze bronheffing aftrekken als kosten voor de Nederlandse winstbelasting. Later probeerde het de €150.000 volledig te verrekenen om dubbele belasting te voorkomen, maar de Belastingdienst ging hier niet mee akkoord, waarna de zaak naar de rechter ging.
Nederland heeft sinds 2001 een regeling om dubbele belasting te voorkomen, maar deze geldt alleen voor ontwikkelingslanden. Dit is bedoeld om fiscale belemmeringen weg te nemen voor investeringen in die landen, omdat dubbele belasting een dergelijke belemmering vormt.
Vrijheid van kapitaalverkeer
Het verhuurbedrijf betoogde dat Nederland een verboden onderscheid maakt tussen ontwikkelingslanden en niet-ontwikkelingslanden, en dat het niet volledig compenseren van de Uruguayaanse bronbelasting de vrijheid van kapitaalverkeer belemmert. De Hoge Raad erkent dat dit verschil in behandeling het minder aantrekkelijk maakt om in niet-ontwikkelingslanden zaken te doen waar Nederland geen belastingverdrag mee heeft.
Desalniettemin oordeelt de Raad dat het onderscheid tussen ontwikkelings- en niet-ontwikkelingslanden is toegestaan omdat de situaties niet vergelijkbaar zijn, aldus het FD.