De nieuwe belasting op sparen en beleggen, die momenteel ter advisering bij de Raad van State ligt, belooft een flinke kostenpost te worden voor eigenaren van vakantiewoningen en beleggingspanden. Dit wetsvoorstel, ingediend door staatssecretaris Marnix van Rij, vervangt de huidige belasting die uitgaat van veronderstelde opbrengsten met een belasting op basis van werkelijke rendementen.
Hogere belastingen op vakantiewoningen
Voor eigenaren van tweede huizen zijn de vooruitzichten somber. De voorgestelde veranderingen kunnen leiden tot aanzienlijk hogere belastingen. Tot nu toe genoten deze huizenbezitters nog enige fiscale luwte, hoewel de verhoging van de waardering van verhuurde woningen in 2023 al een eerste waarschuwing was. Tot en met 2016 betaalden eigenaren 30% belasting over een verondersteld rendement van 4% op de waarde van hun vastgoed. Sindsdien schommelen de forfaitaire rendementen tussen ruim 4% en 6%.
Box 3 wijzigingen
In het nieuwe systeem worden vakantiewoningen en beleggingspanden anders belast dan andere beleggingen zoals aandelen. In plaats van een vermogensaanwasbelasting, waarbij de fiscus jaarlijks rekening houdt met zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardeveranderingen, komt er een vermogenswinstbelasting. Dit betekent dat alleen gerealiseerde winsten worden belast, zoals het verschil tussen de aankoop- en verkoopprijs van een huis, minus eventuele verbouwingskosten.
Van Rij heeft ervoor gekozen om vastgoed anders te behandelen om te voorkomen dat belastingplichtigen gedwongen worden hun bezit te verkopen bij waardestijgingen, terwijl ze geen liquide middelen hebben om de belasting te betalen.
Directe en indirecte inkomsten
Naast de waardeontwikkeling worden ook directe inkomsten uit vermogen, zoals huurinkomsten, belast. Onderhoudskosten en rente over leningen voor de aankoop van het vastgoed mogen hiervan worden afgetrokken. De belasting op een vakantiewoning voor eigen gebruik is een apart verhaal. Eerder wilde Van Rij voor deze woningen nog een uitzondering maken en een forfaitair rendement aanhouden, maar in het uiteindelijke wetsvoorstel wordt de waardeontwikkeling van al het vastgoed belast bij realisatie.
Kritiek en budgettaire overwegingen
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) is kritisch over het voorstel. De hoge vastgoedbijtelling van 2,65% van de woningwaarde is volgens hen vooral ingegeven door budgettaire overwegingen en kan mogelijk in strijd zijn met Europees recht. De NOB waarschuwt dat deze nieuwe heffing, net als eerdere box 3-heffingen, onder vuur kan komen te liggen bij de rechter.
Het is nu wachten op het advies van de Raad van State, waarna het nieuwe kabinet moet beslissen hoe het verder gaat met box 3. De jaarlijkse opbrengst van deze belasting ligt rond de €4,5 miljard, maar door de recente uitspraken van de Hoge Raad loopt de overheid naar schatting jaarlijks €2 miljard mis. De beoogde invoeringsdatum voor de nieuwe heffing is 1 januari 2027, aldus het FD.