Vorig jaar werd een historisch akkoord bereikt over een wereldwijde minimumbelasting voor multinationals. Onder leiding van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) stemden 137 landen in met een minimumtaks van 15% voor multinationals ook in landen waar zij niet fysiek aanwezig zijn. De groep van ontwikkelingslanden en opkomende economieën zijn alleen niet te spreken over de invulling van regels en dreigen zich terug te trekken. De ondernemingen vrezen daardoor een dubbele belasting.
G24 krabbelt terug
De wereldwijde invoering van de minimumbelasting voor multinationals werd al met een jaar uitgesteld vanwege onenigheid. Waar eerder nog euforie heerste is er nu weerbarstigheid. De nu meer tastbare resultaten van het akkoord dreigen minder spectaculair voor ontwikkelingslanden en opkomende economieën, zo stelt de G24 in de consultatie. De groep met landen als Brazilië en India vreest dat slechts een mager deel van de ruim $125 miljard aan belastinginkomsten in hun schatkisten zal stromen.
Dit komt volgens de G24 door de voorgestelde regels van de Oeso die het akkoord handen en voeten moeten geven in de praktijk. Die regels verkleinen volgens de G24 in sommige gevallen de winsten die ontwikkelingslanden mogen belasten.
Bronbelastingen
Zo schrijft de groep landen dat het zeer verontrustend is dat de Oeso bronbelastingen ter discussie stelt. Bedrijven betalen bronbelasting als ze actief zijn in het ene land en bijvoorbeeld rente of royalty’s overmaken naar de hoofdvestiging in een ander land. Maar de bedrijven hebben zelden een hoofdvestiging in een ontwikkelingsland. Wellicht moet er rekening worden gehouden met bronbelastingen bij de berekening van het winstaandeel waarover landen belasting mogen heffen als multinationals daar omzet behalen, zo oppert de Oeso.
De G24 is het daar echter niet mee eens. Zij stellen dat bronheffingen niets te maken met de minimumtaks die marktlanden straks mogen heffen een klein deel van de winsten van de multinationals. Wie aan de bronbelastingen komt, komt aan de bestaande heffingsrechten van ontwikkelingslanden. Dat zou de hele herverdelingsoperatie onaantrekkelijk maken voor deze landen, waarschuwt de G24.
Geen bindende overeenkomst
Dit kritische geluid is opvallend omdat de meeste leden van de groep hebben ingestemd met de afspraken op hoofdlijnen. De groep stelt echter dat het speelveld is veranderd. Er werd in eerste instantie niet gesproken over bronbelastingen. Dat terwijl landen met lage inkomens wel concessies deden over de hoeveelheid te belasten winst die zou worden herverdeeld (een kwart van de winst die uitstijgt boven een winstmarge van 10% van de omzet) en de reikwijdte van de herverdeling (voorlopig alleen bij multinationals met een jaaromzet vanaf €20 miljard).
Bovendien wil de G24 de afspraken niet in een juridisch bindende multilaterale overeenkomst hebben. Die overeenkomst zou onder meer vastleggen dat de deelnemende landen geen digitaks of andere nationale heffing in mogen voeren, gericht op internationaal opererende ondernemingen. De groep landen wil enkel een politieke belofte doen. Een bindend akkoord zou toekomstige wetgevers te veel beperken en zou dus het hele project op het spel zetten, zo klinkt het dreigend.
Te complex
De noodzaak voor de herverdelingsafspraken werd ook voor de multinationals duidelijk door de opmars van nationale heffingen op digitale diensten. Multinationals maken zich grote zorgen dat winsten straks twee keer worden belast en signaleren dat dit al steeds vaker gebeurt. Dat gevaar schuilt volgens de grootste multinationals ook in de bronbelastingen waaraan de ontwikkelingslanden vasthouden.
Er ontstaat bovendien een concurrentienadeel voor bedrijven die vanwege bijvoorbeeld productiefaciliteiten, in veel landen fysiek aanwezig zijn. De Oeso heeft daarvoor een mechanisme bedacht waarmee men reeds afgedragen winstbelasting kan verdisconteren in de overwinst die deze landen na herverdeling mogen belasten.
Een veelgehoorde reactie is dan ook dat de Oeso-blauwdruk te ingewikkeld is. Microsoft formuleerde het als volgt: ‘overly complex and simply unworkable’. Vanwege de ontwikkelingslanden die hopen meer belastinggeld te kunnen innen en multinationals die juist vrezen te veel te gaan betalen, lijkt een beoogde vereenvoudiging van het internationale belastingsysteem er niet te komen, zo schrijft het FD.