De Belastingdienst zal een intern onderzoek moeten uitvoeren naar het gebruik van USB-sticks door medewerkers, om te bepalen of het beleid moet worden verscherpt. Staatssecretaris Marnix van Rij (Financiën) heeft deze opdracht gegeven en heeft de Tweede Kamer hiervan op de hoogte gesteld. De aanleiding voor dit onderzoek is een publicatie in NRC.
Ontheffing
Vorige week rapporteerde de krant op basis van eigen onderzoek dat ongeveer duizend medewerkers van de Belastingdienst een ontheffing hebben voor het gebruik van USB-sticks. De publicatie benadrukt dat er onvoldoende zicht is op welke gegevens er precies op deze sticks worden opgeslagen. Het gebruik van USB-sticks heeft bij de Belastingdienst nooit de voorkeur gehad, omdat het relatief onveilig is.
In zijn brief behandelt Staatssecretaris Van Rij het gebruik van USB-sticks en de veiligheidsmaatregelen daaromheen. Hij legt uit dat de ontheffingen, die vereist zijn voor het gebruik van USB-sticks, door het management van de Belastingdienst worden verleend. “Dat is de plek waar het beste de inschatting gemaakt kan worden over noodzaak en de risico’s”, schrijft de staatssecretaris. “In alle gevallen behoort het management periodiek de noodzaak voor de toegekende ontheffing te beoordelen en deze in te laten trekken als de noodzaak niet langer daar is”, voegt hij eraan toe.
De noodzaak
Volgens Van Rij worden de gegevens op een USB-stick automatisch versleuteld en zijn ze niet leesbaar zonder het juiste wachtwoord. Hij benadrukt dat USB-ontheffingen “direct gekoppeld zijn aan belangrijke werkzaamheden”. Hoewel het gebruik van USB-sticks soms onvermijdelijk is, mogen ze alleen worden gebruikt wanneer “andere vormen van bestandsuitwisseling niet geschikt zijn”. De Belastingdienst is zich “bewust van de risico’s”, zoals mogelijke datalekken.
Het onderzoek zal zich richten op “de noodzaak” van de USB-ontheffingen. Van Rij is ook van plan om een “uiterste poging” te doen om het beleid met betrekking tot deze ontheffingen van de afgelopen jaren te reconstrueren. Hieruit zal blijken of de Tweede Kamer in het verleden onvoldoende geïnformeerd is over dit onderwerp.