De conserverende aanslag Aanmerkelijk Belang; het doel is duidelijk, de gevolgen vaak niet. Daarbij was en blijft de vraag in hoeverre deze conserverende aanslag bilateraal bestendig is?
In deze column ga ik in op de bilaterale bestendigheid van de conserverende aanslag Aanmerkelijk Belang. Ook ga ik in op de wetswijzing medio 2015 en de gevolgen hiervan bij een eventuele dividenduitkering. Dit licht ik toe aan de hand van een korte casus. De gevolgen bij vervreemding van de aandelen komen in deze column niet aan bod.
Conserverende aanslag Aanmerkelijk Belang, bilateraal bestendig?
Op de vraag of en in hoeverre een conserverende aanslag Aanmerkelijk Belang in strijd is met bilaterale verdragen, moet een onderscheid worden gemaakt tussen het opleggen van een conserverende aanslag en de inning ervan. Ten aanzien van de oplegging is reeds in 2009, en later in 2015, door de Hoge Raad bepaald dat deze in veel gevallen niet leidt tot strijdigheid. Van strijdigheid met betrekking tot de inning kan sprake zijn in het geval het belastingverdrag geen heffingsbevoegdheid (meer) toekent aan de emigratiestraat. Bijvoorbeeld bij inning van de aanslag buiten de 5 of 10 jaarsperiode uit het ‘Aanmerkelijk Belang Voorbehoud’. Tot op heden heeft de Hoge Raad hier helaas nog geen uitspraak over gedaan en moeten we blijven wachten.
Wetswijziging 2015, waar is mijn uitstel?
In het Belastingplan 2016 is met terugwerkende kracht tot 15 september 2015 (15:15) de wetgeving van de conserverende aanslag gewijzigd. Onder het oude regime (dus vóór dit moment) werd renteloos uitstel van betaling verleend. Daarbij leidden dividenduitkeringen tot onder 90% van de aanwezige reserves niet tot inning van de conserverende aanslag en kon na verloop van 10 jaar verzocht worden om kwijtschelding van (het restant) van de aanslag. Onder het nieuwe regime wordt wederom renteloos uitstel van betaling verleend, maar leidt elke dividenduitkering tot (gedeeltelijke) inning van de conserverende aanslag en kan niet verzocht worden om kwijtschelding. Maar wat zijn de gevolgen bij een dividenduitkering? Dit licht ik toe aan de hand van een casus:
X is DGA van een vennootschap, welke een onderneming in Nederland drijft. In maart 2010 verhuist X naar Spanje. Ten tijde van de emigratie hebben de aandelen in de vennootschap een waarde van € 118. De verkrijgingsprijs van de aandelen is € 18. De feitelijke leiding van de vennootschap blijft (voorlopig) in Nederland. In maart 2017 wordt een dividend uitgekeerd van € 20.
Op basis van het belastingverdrag met Spanje is bij de dividenduitkering aan X 15% bronbelasting in Nederland verschuldigd. Het belastingverdrag met Spanje bevat (nog) geen ‘aanmerkelijk belang voorbehoud’. Een dividenduitkering heeft zowel gevolgen voor ‘het verleende uitstel’ als de ‘kwijtschelding’ van de conserverende aanslag.
Aangezien de feitelijke emigratie plaats vond vóór 15 september 2015 (15:15), leidt de dividenduitkering niet tot intrekking van het verleende uitstel en daarmee tot invordering van de conserverende aanslag. Immers bij emigraties vóór dit tijdstip wordt de conserverende aanslag slechts geïnd bij een dividenduitkering van 90% of meer van de reserves. Daarmee is over de uitkering slechts 15% bronheffing verschuldigd. De uitkering wordt in Spanje in een soortgelijk Aanmerkelijk Belang regime belast, met verrekening van de Nederlandse bronbelasting. De bronbelasting wordt kwijtgescholden op de conserverende aanslag.
In het geval de emigratie had plaatsgevonden na 15 september 2015 (15:15), wordt het verleende uitstel beëindigd voor een bedrag ter grootte van het Nederlandse Aanmerkelijk Belang tarief (2019: 25%), verminderd met de hierover in Nederland en buitenland feitelijk verschuldigde belasting. In het geval Spanje een Aanmerkelijk Belang tarief kent van 19%, en zij de Nederlandse bronbelasting volledig verrekenen, vervalt het uitstel van betaling ten aanzien van het verschil (6%). Daarmee wordt de conserverende aanslag voor dit gedeelte inbaar. De bronbelasting wordt kwijtgescholden op de conserverende aanslag, de buitenlandse belasting niet. De conserverende aanslag wordt hiermee verminderd met 21% (15% bronbelasting en 6% inning).
In het geval een belastingverdrag een ‘aanmerkelijk belang voorbehoud’ kent en deze van toepassing is, blijft de bronstaat heffingsbevoegdheid over de gehele dividenduitkering. De verschuldigde dividend- en inkomstenbelasting wordt kwijtgescholden op de conserverende aanslag.
Hebben nog we nog overzicht?
Na het lezen van dit column hoop ik dat natuurlijk. De gedeeltelijke inning van een conserverende hoeft voor u geen verrassing meer te zijn. Desondanks blijft de vraag in hoeverre de inning van de conserverende aanslag bilateraal bestendig is? Dat is en blijft een vraag voor de Hoge Raad.