In de uitvoering en bij de rechterlijke macht ligt dat in een aantal gevallen anders. Getuige de situatie waarbij een aangifte verzorgd is door een bureau dat klaarblijkelijk nogal eens ziektekosten uit de duim zuigt. Daar wordt een navorderingsaanslag opgelegd1. Van belang is dat het aangiftejaar 2012 is en de navorderingsaanslag en de hele procedure gestart is in 2019. Hof en rechtbank erkennen dat belastingplichtige zeer waarschijnlijk wel de kosten gehad heeft, maar dat hij ze niet kan bewijzen. En dat de bewijsnood voor diens rekening komt. Ondanks het feit dat er geen bewaarplicht is en uiteraard de aangifte al vele jaren geleden is afgedaan. Het lijkt me dat hier de menselijke maat noch bij de rechter noch bij de Belastingdienst aan de orde is geweest.
In een andere uitspraak geeft het hof het voordeel van de twijfel aan de belastingplichtige. Letterlijk: zo een andere lezing toch mogelijk zou zijn, dan is het hof van oordeel dat de bepaling, nu daar twijfel over is, moet worden uitgelegd in het voordeel van belanghebbende2. Hulde! In een derde uitspraak aangaande een boetebeschikking wordt expliciet gesteld dat de menselijke maat dicteert dat een verdere verlaging van de boete noodzakelijk is.3
Toch is het niet allemaal hosanna. Een stichting doet in een aantal winstjaren aangifte vennootschapsbelasting. In een verliesjaar doet zij ook aangifte, maar vergeet om te vragen een aanslag op te leggen. Naderhand kan geen verliesverrekening plaatsvinden, omdat er een nihilaanslag is opgelegd4. Hier wordt de formele kant weer belangrijker geacht dan de menselijke maat.
In een andere zaak laat de rechtbank weten dat haar vonnis helaas niet anders kan. Wel geeft zij de belastingplichtige aan op welke wijze de discussie met de inspecteur kan worden gevoerd, zodat deze aan de rechter kan worden voorgelegd5. Vervolgens laat de inspecteur zich van zijn goede kant zien door akkoord te gaan met een rechtstreeks beroep. Hierdoor kan de rechtbank alsnog een beroep in behandeling nemen tegen het besluit van de inspecteur.
Enig voorzichtig optimisme is dus op zijn plaats. Toch zien we de staatssecretaris zeggen dat pas per 1 januari 2024 een periodieke schenking niet langer afhankelijk van het leven hoeft te zijn. Dat bevreemdt weer nu hiervoor in ieder geval geen automatiseringsperikelen gelden. We zijn er dus nog niet!
Noten:
- Hof Amsterdam 11 mei 2021, 20/00462, ECLI:NL:GHAMS:2021:1564
- Hof Den Bosch 24 juni 2021 ECLI:NL:GHSHE:2021:1953
- Rechtbank Gelderland 22 maart 2021 ECLI:NL:RBGEL:2021:1349
- Rechtbank Noord-Nederland 18 juni 2021 ECLI:NL:RBNNE:2021:2447
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17 december 2019 ECLI:NL:RBZWB:2019:5585