Een recht hebben en een recht kunnen effectueren blijken toch echt verschillende dingen te zijn. Als eenmaal vast is komen te staan dat je als belanghebbende een bepaald recht hebt, bijvoorbeeld het recht op aftrek van voorbelasting, dan moeten wel de juiste wegen worden bewandeld om dit recht te kunnen genieten.
De zaak Fuchs
Sinds het arrest Fuchs (HvJ 20 juni 2013, C-219/12, ECLI:EU:C:2013:413) zijn zonnepanelen steeds populairder bij particulieren. In het arrest oordeelde het Hof van Justitie dat ook particulieren voor de btw kwalificeren als ondernemer als zij zonnepanelen exploiteren door energie te leveren aan het net. Dit brengt onder andere met zich mee dat de particulier recht heeft op aftrek van de btw ter zake van in ieder geval de aanschaf en installatie van de zonnepanelen.
Moment van aftrek
Het recht op aftrek van voorbelasting kan echter niet altijd worden geëffectueerd heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant geoordeeld (ECLI:NL:RBZWB:2019:4258). De belanghebbende in deze zaak heeft een administratiekantoor en is in het kader hiervan gekwalificeerd als ondernemer voor de omzetbelasting. In 2012 heeft hij op zijn privéwoning zonnepanelen laten plaatsen waarvoor hij in het derde kwartaal 2012 facturen heeft ontvangen. Belanghebbende heeft de btw ter zake van de aanschaf en installatie van de zonnepanelen geen btw in aftrek gebracht in de btw-aangifte over het derde kwartaal 2012. In 2018 verzoekt belanghebbende om teruggaaf van de btw. Dit verzoek wordt door de inspecteur als verzoek om ambtshalve vermindering in aanmerking genomen en afgewezen, omdat het verzoek niet is gedaan binnen vijf jaar na het einde van het belastingjaar waarop de teruggaaf betrekking heeft.
Belanghebbende was het hier niet mee eens en gaat in beroep. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Volgens de rechtbank had belanghebbende de btw-teruggaaf moeten meenemen in de btw-aangifte over het derde kwartaal 2012. Belanghebbende kan zijn recht op aftrek van voorbelasting niet genieten, omdat hij niet de juiste weg heeft bewandeld; zonde!
De uitspraak van de rechtbank is mijns inziens juist. Op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 en de btw-richtlijn is een ondernemer eenieder die duurzaam een economische activiteit verricht. Ondanks dat de activiteiten van groot belang zijn bij het beoordelen of al dan niet sprake is van btw-ondernemerschap, blijkt uit de wetgeving niet dat een (rechts)persoon afhankelijk van de activiteit meerdere ondernemers kan zijn. Dit heeft mijns inziens ook te maken met het feit dat het in de btw gaat om de ondernemer en niet zozeer de onderneming.
Aandachtspunten
Deze uitspraak laat weer eens zien dat een ondernemer niet lang kan wachten om een bepaald recht te gelden te maken als hij weet dat hij ergens recht op heeft, dit recht kan namelijk “verjaren”.
Als je eenmaal ondernemer bent voor de omzetbelasting, dan geldt dit ondernemerschap voor alle verrichte economische activiteiten. Er is geen ondernemerschap per soort activiteit. Dat dit voor de inkomstenbelasting anders kan zijn, is irrelevant.
Let wel op dat als je als ondernemer gaat samenwerken met anderen en als zodanig naar buiten toe optreedt, dit samenwerkingsverband als “nieuwe” ondernemer voor de omzetbelasting kan kwalificeren en deze dus buiten het ondernemerschap van de samenwerkers kan vallen.
Waarschuwing
Laat deze uitspraak een waarschuwing zijn! Een bepaald recht hebben en een recht krijgen blijken weer eens verschillende dingen te zijn. Let daarom ook altijd op de manier waarop een bepaald recht moet worden geëffectueerd.