Als er één fiscaal onderwerp is die de gemoederen zonder ophouden bezighoudt, dan is dat de auto van de zaak. Iedereen heeft er een mening over en ook de beleidsmakers laten zich niet onbetuigd in het bedenken van wonderlijke regelingen. Nederland was één van de eerste landen die het elektrisch rijden stimuleerde door middel van fiscale maatregelen. Maar nu de grote automobielindustrieën groot aan het inzetten zijn op elektrisch rijden, is het in Nederland door versobering van de fiscale regelingen nog nauwelijks aantrekkelijk om elektrisch te rijden.
Permanent in beweging
Waar de schoen bij de zakelijke rijders het meest wringt, is de fiscale bijtelling in het geval de auto niet enkel zakelijk maar ook privé gebruikt wordt. In de loop van de tijd zijn allerlei maatregelen opgetuigd om het leed enigszins te verzachten; de Young Timer, de Old Timer en de elektrisch aangedreven auto. In een grijs verleden viel aan de bijtelling te ontkomen als er aangetoond kon worden dat er binnen een gezin één privéauto ter beschikking stond. Nu lijkt de wetgeving dusdanig fijnmazig te zijn dat aan bijtelling geen ontkomen meer is en dat er nergens meer een voordeel te behalen valt. Maar niets is wat het lijkt. De wetgever heeft wederom gemeend een laatste voordeeltje te niet te doen.
Bijtelling afhankelijk van aantal rijbewijzen in gezin werknemer
Op 18 maart 2021 heeft de Belastingdienst een bericht op de website geplaatst over bijtelling voor privégebruik in situaties waarin een werknemer (lees DGA) meer dan één auto van de zaak heeft. Op basis van het beleid hoeft de bijtelling voor een werknemer die meer dan één auto van de zaak tegelijkertijd tot zijn of haar beschikking heeft (en daarmee in een kalenderjaar meer dan 500 privé rijdt), niet toegepast te worden op alle auto’s van de betreffende werknemer. Zo kan de bijtelling beperkt blijven tot één auto indien de werknemer alleenstaand is of als in zijn of haar gezin één persoon een rijbewijs heeft. Als vanaf twee personen binnen het gezin van de betreffende werknemer een rijbewijs hebben, moet voor twee auto’s bijtelling worden toegepast. De bijtelling is in deze situatie dus afhankelijk van het aantal rijbewijzen binnen het gezin van de betreffende werknemer. De werkgever hoeft vervolgens, op grond van het beleid, voor de bijtelling alleen rekening te houden met de auto met de hoogste bijtelling. Tot en met 2020 was de grondslag voor de bijtelling de auto met de hoogste cataloguswaarde. Met ingang van 2021 is de bijtelling de auto met de hoogste bijtelling.
De Belastingdienst moet aantonen waarom
De werkgever stelt een werknemer twee auto’s gelijktijdig ter beschikking. De werknemer rijdt met een auto op jaarbasis meer dan 500 privékilometers. Voorts kan hij aantonen dat hij de andere auto niet privé gebruikt. In dat geval wordt er slechts één auto bij het inkomen geteld. Als de Belastingdienst van mening is dat er toch over meer dan een of meer dan twee auto’s moet worden bijgeteld, dan moet de Belastingdienst aantonen waarom. Bij het vaststellen houdt de Belastingdienst rekening met eigen auto’s van de werknemer die voor privégebruik net zo geschikt zijn als een van de ter beschikking gestelde auto’s.
De auteur mr. E.J. Kemp is als belastingadviseur verbonden aan Contaxus Belastingadviseurs te Schiphol-Rijk