De wetgever heeft plannen om per 2022 de box 3-heffing te herzien. Naar mijn mening zijn aanpassingen gewenst voor schenkingen in de vorm van schuldigerkenning.
Vermogensoverdracht van ouders aan kinderen
Veel vermogenden schenken jaarlijks aan hun kinderen. Vaak wordt gekozen om de kinderen nog niet de beschikking te geven over de geschonken bedragen ter voorkoming dat kinderen het geld verbrassen. Ook kan het zijn dat de ouders over onvoldoende liquide vermogen beschikken om daadwerkelijk vermogen over te kunnen hevelen. Er wordt dan meestal gekozen om schenkingen schuldig te erkennen (vastgelegd in een notariële akte). Over de schuldig erkende bedragen is het wettelijk verplicht om jaarlijks een rente te betalen van 6%.
Box 3-heffing tot 2017
Bij de box 3-heffing tot 2017 was deze vorm van schenken volstrekt neutraal voor de inkomstenbelasting: op basis van een vast fictief rendement van 4% tegen een tarief van 30% leidde een schuldigerkenning bij ouders tot een besparing aan inkomstenbelasting over hun schuld van per saldo 1,2% en de kinderen betaalden 1,2% (heffingsvrij vermogen uitgezonderd) over hun vordering.
Box 3-heffing vanaf 2017
Met ingang van 2017 is een progressief tarief ingevoerd voor box 3 met drie belastingschijven: hoe hoger het vermogen hoe hoger de belastingdruk. In veel gevallen pakt dit voordelig uit voor gezinnen, waarbij ouders schenken aan kinderen. Zo besparen ouders inkomstenbelasting tegen het hoogste tarief en de kinderen betalen inkomstenbelasting tegen een lager tarief.
Box 3-heffing vanaf 2022 (voorstel)
Al geruime tijd vraagt de maatschappij om een vermogensrendementsheffing (box 3 van de inkomstenbelasting) dat beter aansluit bij het werkelijke rendement. Op 6 september 2019 is door de Staatssecretaris van Financiën een hervormingsplan voor de belastingheffing over vermogen in box 3 aangekondigd. In de zomer van 2020 wordt het wetsvoorstel verwacht. Op basis van de voorgestelde regeling bedraagt vanaf 2022 het forfaitair rendement (belast tegen een tarief van 33%):
- op spaargeld: 0,09%
- op overige bezittingen (waaronder vorderingen): 5,33%
- op schulden: 3,03% negatief
Het onderscheid tussen een hoger forfaitair rendement op bezittingen en een lager negatief forfaitair rendement op schulden is naar mijn mening in beginsel volstrekt gerechtvaardigd. Veel particuliere (vastgoed)beleggers beleggen (deels) met geleend geld, omdat zij gemiddeld een hoger rendement behalen op de beleggingen dan zij aan rente zijn verschuldigd. Als dat niet zo is, dan ligt het voor de hand om het bezit te verkopen en de schuld af te lossen. Echter, voor schuldigerkenningen is een onderscheid juist niet rechtvaardig. Het positieve rendement van de kinderen is namelijk exact gelijk aan het negatieve rendement van de ouders. Ik acht het dan ook onrechtvaardig als geen afzonderlijke regeling wordt opgenomen in het wetsvoorstel voor schuldigerkenningen. En hoe rechtvaardig is het om met een negatief rendement van 3,03% rekening te houden als de wetgever zelf de rente vaststelt op 6%?
Advies wetsvoorstel
Mijn advies aan het Ministerie van Financiën voor het aanstaande wetsvoorstel is eenvoudig: vorderingen op basis van schuldigerkenningen worden uitgezonderd van het forfaitaire rendement van 5,33% en de daar tegenoverstaande schulden worden uitgezonderd van het negatieve rendement van 3,03%. In plaats daarvan gaat voor schuldigerkenningen zowel positief (de vorderingen) als negatief (de schulden) een forfaitair rendement gelden, gelijk aan het wettelijke rentepercentage dat jaarlijks dient te worden betaald van 6%. Dit is een eenvoudig door te voeren aanpassing van het wetsvoorstel die recht doet aan de economische realiteit. Vermogenden behalen dan ook geen box 3-inkomstenbelastingvoordeel meer, zoals nu vaak wel het geval is. En op nieuwe gerechtelijke procedures tegen de box 3-heffing vanaf 2022 zal de Minister toch niet zitten te wachten?