Zeer recent heeft een internetconsultatie plaatsgevonden over het wetsvoorstel betreffende het belasten van het excessief lenen van de eigen bv. De wetgever streeft ernaar dat dit wetsvoorstel per 1 januari 2022 definitief in werking treedt. Met deze wet zullen leningen die dga’s (directeur grootaandeelhouders) van hun eigen bv verkrijgen onder omstandigheden (sneller) in de belastingheffing worden betrokken. Hierdoor wordt de kans echter sterk vergroot dat de dga dubbel belast wordt. Het is voor de dga en zijn adviseur dan ook van belang om de ontwikkelingen op dit vlak goed te blijven volgen. In deze blog ga ik nader op het aspect van de dubbele heffing in.
Heffing excessieve lening van de bv
Globaal schrijft dit wetsvoorstel voor dat directeuren-grootaandeelhouders die meer dan € 500.000 van hun eigen bv lenen in de belastingheffing worden betrokken. Hierbij maakt het zelfs niet uit of deze aandeelhouders een minderheids- of meerderheidsbelang hebben, zolang maar een aanmerkelijk belang (minimaal 5%), in de bv wordt gehouden. Bij de vraag of de grens van € 500.000 wordt overschreden, worden ook leningen van de partner meegenomen. De belastingplichtige dga wordt met deze maatregel in meerdere gevallen in de heffing betrokken. Dit is het geval als met de dga of zijn partner verbonden personen leningen van meer dan € 500.000 van de bv hebben verkregen. Hierbij moet de dga in deze bv een aanmerkelijk belang hebben. Leningen die door de bv aan (groot-)ouders en (klein-)kinderen zijn verstrekt, zijn dus ook relevant!
Zoals vermeld is de verwachting dat de wet per 1 januari 2022 in werking treedt. Dit betekent dat op 31 december 2022 voor het eerst zal moeten worden bepaald of het bedrag van € 500.000 wordt overschreden. Indien dat het geval is, zal het meerdere boven € 500.000 als een fictief inkomen uit aanmerkelijk belang bij de dga worden belast. De heffing zal dan plaatsvinden tegen het dan geldend tarief in box 2. Het tarief in box 2 bedraagt vanaf 2021: 26.9%.
Potentiële dubbele belastingheffing
Dit wetsvoorstel roept vragen en kritiek op. Onder meer de potentiële dubbele belastingheffing die het wetsvoorstel kan veroorzaken, is een punt dat veel kritiek ontvangt. Twee van deze dubbele belastingrisico’s worden hierna beschreven.
- Uitkering als dividend
De aan de dga en zijn partner en/of de met hen verbonden personen verstrekte leningen kunnen als fictief inkomen uit aanmerkelijk belang worden belast. Een fictief inkomen wordt in aanmerking genomen indien de verstrekte leningen als bovenmatig worden aangemerkt. Met het bedrag van belasting dat als gevolg van deze regeling in een bepaald jaar is betaald, mag in een later jaar rekening worden gehouden. Hiermee moet worden voorkomen dat over hetzelfde deel van de bovenmatige schuld nogmaals inkomstenbelasting wordt geheven. Echter, indien een vordering van de bv op de dga als dividend wordt uitgekeerd, of de vordering door de bv ten gunste van de dga wordt prijsgegeven, dan wordt geen aftrek ter voorkoming van dubbele belastingheffing verleend. Zelfs als er eerder een heffing in verband met het fictief inkomen heeft plaatsgevonden. Het resultaat is dat dubbele belastingheffing plaatsvindt. Per saldo bedraagt de heffing 53,8%. Immers, 26,9% is geheven op het moment dat een fictief inkomen in aanmerking wordt genomen vanwege de bovenmatige vordering van de eigen bv. Vervolgens wordt nogmaals 26,9% geheven over de als dividend uitgekeerde vordering die al eerder als fictief inkomen is belast. - Privévermogen in eigen bv
De dubbele belastingheffing uit zich in de praktijk ook in andere situaties. Zo hebben veel dga’s de afgelopen jaren privévermogen als kapitaal gestort in de eigen bv en vervolgens terug geleend. Vaak is dit gedaan om de verschuldigde belasting in box 3 te beperken. Over de terug geleende gelden wordt als gevolg van de toekomstige regeling belasting verschuldigd, indien het bedrag van de terug geleende gelden als bovenmatig worden aangemerkt. Tegelijkertijd zullen de aandelen door de kapitaalstorting niet (per se) meer waard zijn geworden. Echter, op de aandelen in de bv rust wel een inkomstenbelastingclaim, waarover later alsnog bij een (fictieve) vervreemding van de aandelen (nogmaals) zal moeten worden afgerekend. Hierbij steekt het des te meer dat voor het bovenmatig deel van de leningen, die na inwerkingtreding van de regeling nog bestaat, de vervreemdingskorting niet kan worden toegepast.
Tijd voor actie
Hoewel het wetsvoorstel wet excessief lenen bij de eigen bv nog niet definitief is, en de verwachting is dat dit wetsvoorstel nog zal worden aangepast, zal het wetsvoorstel naar alle verwachting tot aanzienlijke nadelige gevolgen voor belastingplichtigen leiden. Deze nadelige gevolgen zullen vooral door belastingplichtigen gevoeld worden die aanzienlijke schulden op de eigen bv hebben opgebouwd. Het maakt in principe zelfs niet uit of die leningen onder zakelijke voorwaarden zijn verkregen. Ook maakt het in beginsel niet uit of die leningen ten gunste van de partner en of verbonden personen zijn verstrekt. Belastingplichtigen zullen dan ook tijdig maatregelen moeten nemen om de nadelige gevolgen van dit wetsvoorstel te beperken. Ook is het goed te beoordelen of bijvoorbeeld nu al gestart moet worden met het aflossen van schulden.