Investeringsaftrek is een veelgezocht onderwerp onder fiscalisten, accountants en administrateurs. Dat is niet voor niets: u kunt uw cliënt veel geld besparen als u er goed van op de hoogte bent wat deze faciliteit te bieden heeft. Maar wanneer kan uw cliënt nu een gedane investering in mindering brengen op de gemaakte winst? Om die vraag te beantwoorden moeten allereerst 2 andere vragen beantwoord worden:
Wat is ‘investeren’? En welke bedrijfsmiddelen tellen mee voor de investeringsaftrek?
Investeringsaftrek; wat gebeurt er echt?
De ‘subsidie’ van de investeringsaftrek (zoals de aftrek soms wordt genoemd) is in feite een percentage van de investering die in mindering kan worden gebracht op de belastbare winst. Boven een bepaald bedrag gaat het om een (percentage) van een vast bedrag.
1. Wanneer ‘investeert’ een ondernemer?
Voor de toepassing van investeringsaftrek investeert een ondernemer als hij/zij:
- verplichtingen aangaat in verband met de aanschaf van een bedrijfsmiddel, of
- voortbrengingskosten maakt voor een bedrijfsmiddel.
Let op De aanschafprijs of –kosten moeten ten laste van de ondernemer komen. Er mag dus niet doorberekend worden aan afnemers. Ook mag een ontvangen subsidie niet worden meegerekend bij de aanschafkosten.
Moment van investeren
De investering vindt plaats op het moment van het aangaan van de verplichting. Dat is bijvoorbeeld op het moment van het sluiten van een overeenkomst. Bij het vervaardigen van een bedrijfsmiddel vindt de investering geleidelijk plaats: voor de materialen in het jaar dat ze zijn besteld en voor de arbeidskosten in het jaar dat ze worden betaald.
2. Wat is een ‘bedrijfsmiddel’ en in welke bedrijfsmiddelen mag worden geïnvesteerd binnen de investeringsaftrekken?
Bedrijfsmiddelen zijn de duurzame kapitaalgoederen. Vanwege het duurzame aspect, vallen bijvoorbeeld voorraden er niet onder. Bijna alle bedrijfsmiddelen mogen worden meegenomen in een investeringsaftrek.
Belangrijkste uitzonderingen op deze regel
- Bedrijfsmiddelen die minder kosten (ex. BTW) dan:
€ 450 (voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, KIA), of
€ 2.500 (voor de milieu-investeringsaftrek, MIA, en de energie-investeringsaftrek, EIA). - Voor KIA: bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk (voor 70% of meer) zijn bestemd om (bijvoorbeeld) te verhuren aan derden.
- Voor MIA en EIA: bedrijfsmiddelen die bestemd zijn voor gebruik in het buitenland.
- Investeringen in bepaalde specifieke bedrijfsmiddelen zoals gronden, vaartuigen voor representatieve doeleinden, dieren, effecten, vorderingen, goodwill en vergunningen.
Voor KIA en EIA: woonhuizen (ook bijvoorbeeld recreatiebungalows) en personenauto’s (niet bestemd voor beroepsvervoer). - Bedrijfsmiddelen die van het privévermogen naar het ondernemingsvermogen worden overgebracht.
Andere uitzonderingen
Andere uitzonderingen gaan om bijvoorbeeld bedrijfsmiddelen voor de uitoefening van het bosbedrijf, voor gebruik in het buitenland of gekocht van familie of huisgenoten.