De toegang tot een betaalrekening is van essentieel belang om mee te kunnen doen aan het maatschappelijk verkeer. Een betaalrekening is onder meer nodig om eenvoudig betalingen te doen en betalingen te ontvangen. Dit belang blijkt overigens ook uit de invoering van de ‘Payment Accounts Directive’ (of in begrijpelijk Nederlands: de Europese betaalrekeningrichtlijn), die is geïmplementeerd in de artikelen 4:71f t/m 4:71j Wet financieel toezicht. Met de invoering van deze richtlijn is nu ook in de wet duidelijk vastgelegd dat iedere consument die rechtmatig in de Europese Unie verblijft, recht op toegang tot een basisbetaalrekening heeft.
Bankrelatie
De afgelopen maanden zie ik in de praktijk echter dat banken steeds vaker de beslissing nemen om het aangaan van een bankrelatie en het verkrijgen van een betaalrekening te weigeren of een bestaande bankrelatie op te zeggen dan wel bestaande betaalrekeningen op te heffen. Vaak hanteert de bank als grondslag voor die beslissing dat het door haar uitgevoerde klantenonderzoek niet deugdelijk kan worden afgerond. Met onder meer de invoering van FATCA en CRS is de naleving van buitenlandse fiscale verplichting een relevante factor geworden bij het verkrijgen of verliezen van een bankrelatie met een bank. Zo blijkt ook uit een recente uitspraak.
Voorzieningenrechter: opzegging bankrelatie mag bij weigering TIN of te hoog risico op belastingontduiking.
De beëindiging van de bankrelatie die zich in deze recente uitspraak voordeed leidde tot de nodige aandacht in de media en de politiek.
Deze uitspraak betreft het vonnis in kort geding van de (civiele) voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 23 december 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020). In die zaak oordeelde de voorzieningenrechter in het kort dat de bank de bankrelatie met de klant, een consument, mocht opzeggen omdat de consument zijn Amerikaanse fiscaal nummer (zijn TIN) niet aan de bank doorgaf. De rechtbank kwam als volgt tot die beslissing.
Bankvoorwaarden
De voorzieningenrechter beoordeelt daarbij allereerst de vraag of de bankrelatie op basis van de in de algemene bankvoorwaarden opgenomen ontbindende voorwaarde (die op de bancaire producten van de bank van toepassing zijn) is ontbonden. Die ontbindende voorwaarde schrijft kort geformuleerd voor dat als de klant het identificatie- en acceptatieproces van de bank niet met goed gevolg doorloopt de bankrelatie automatisch wordt beëindigd. De voorzieningenrechter overweegt in dit verband dat de bank verplicht is een TIN te vragen aan de klant en dat de klant in zijn contractuele relatie tot de bank verplicht is die, desgevraagd, te geven. Het verstrekken van een TIN is onderdeel van het identificatie- en acceptatieproces van de bank. Doordat de klant geen TIN aan de bank heeft verstrekt, is dat proces naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet met goed gevolg afgerond en mag de bank zich beroepen op de ontbindende voorwaarde zoals die in haar overeenkomsten (namelijk in de bijbehorende algemene bankvoorwaarden) met de klant is opgenomen.
Belastingontduiking
Vervolgens overweegt de rechtbank dat de bank desondanks de opzegging feitelijk heeft gegrond op de stelling dat de klant valsheid in geschrifte en/ of belastingontduiking heeft gepleegd. Klant meent dat de bank dit niet mocht doen en dat hij op deze wijze benadeeld wordt nu deze toekomstige bankrelaties bij andere banken in de weg zal staan. De rechtbank stelt echter dat de feitelijke opzeggingsgrond van valsheid in geschrifte ondeugdelijk is maar die van belastingontduiking wel terecht is. De klant heeft namelijk geen TIN aan de bank verstrekt en deze ook niet wil gaan verstrekken, omdat hij geen belastingaangifte in de VS wil(de) doen, terwijl hij daar wel toe verplicht is. De voorzieningenrechter concludeert dat daarmee vaststaat dat er een risico is op belastingontduiking en dat dat risico voldoende groot is om de daarop gebaseerde opzeggingsgrond te rechtvaardigen.
Neutrale gronden
Volstrekt begrijpelijk stelt de klant vervolgens nog dat de opzegging op basis van deze grond tot problemen leidt bij toekomstige aanvragen om een bankrelatie. De klant geeft daarbij aan dat de opzegging ook op neutrale gronden zou kunnen plaatsvinden. Bij een opzegging op neutrale gronden zou er nog steeds een einde komen aan de bankrelatie maar zou dit niet tot problemen leiden bij een toekomstige aanvraag van een bankrelatie bij een andere bank. Reden is dat een volgende bank zal vragen naar de beëindiging van de bankrelatie en de redenen van die opzegging. Wat mij betreft onbegrijpelijk is dat de bank vervolgens stelt dat een volgende bank dit niet zal doen terwijl het toch echt ook mijn ervaring is dat banken dergelijke vragen wel degelijk stellen. De voorzieningenrechter wijdt hier vervolgens niet veel woorden aan en stelt dat de klant in een dergelijk geval het vonnis kan laten zien. Nogal een bijzondere overweging wat mij betreft.
Duidelijk is echter dat het niet verstrekken van een TIN kan leiden tot de beëindiging van een bankrelatie en belemmeringen bij het aangaan van een bankrelatie bij een volgende bank.
Gesprekken
Als gezegd heeft deze uitspraak tot de nodige aandacht geleid in de media en de politiek. Zo heeft het Ministerie van Financiën op 2 februari 2021 op de naar aanleiding van het vonnis van de voorzieningenrechter gesprekken gevoerd met de Nederlandse Vereniging van Banken (brief van 2 februari 2021 met kenmerk 2021-0000015320). In die door het Ministerie van Financiën gevoerde gesprekken is afgesproken dat in 2021 geen rekeningen van ‘onbedoelde Amerikanen’ worden gesloten ook als zij geen TIN verstrekken of afstandsverklaring van het Amerikaans staatsburgerschap.
Om tot een structurele oplossing te komen heeft het Ministerie aangekondigd in gesprek met de Amerikaanse autoriteiten te treden met het streven om uiterlijk in 2021 met een definitieve regeling met de VS te komen.
A. Laghmouchi
Advocaat – belastingkundige