Zoals te verwachten werd er tijdens Prinsjesdag 2025 ook een aantal maatregelen omtrent de inkomstenbelasting bekend gemaakt. Welke dit zijn en welke impact ze hebben, lees je in dit artikel.
Verhoging aangrijpingspunt toptarief
Het kabinet stelt voor om het aangrijpingspunt van het toptarief in de inkomstenbelasting te verhogen. Dit betekent dat belastingplichtigen minder snel in het hoogste belastingtarief vallen, wat vooral voordelig is voor middeninkomens.
Jaarlijkse indexatie
Daarnaast wordt het aangrijpingspunt jaarlijks geïndexeerd, wat inhoudt dat het elk jaar wordt verhoogd op basis van de inflatie. Dit lost een eerdere omissie uit het Belastingplan 2019 op, waarin deze indexatie abusievelijk niet was meegenomen. Met deze wijziging wordt geregeld dat de inflatiecorrectie alsnog plaatsvindt. Ook wordt het basistarief van de loon- en inkomstenbelasting opgesplitst in twee tarieven, waardoor een gerichte lastenverlichting voor middeninkomens kan worden gerealiseerd. Bovendien wordt het aangrijpingspunt van de afbouw van de algemene heffingskorting gekoppeld aan het wettelijk minimumloon (WML) inclusief vakantietoeslag.
Tarieven inkomstenbelasting 2025, niet AOW-gerechtigd (2025: 67 jaar)
Belastbaar inkomen vanaf | Tot | Tarief vanaf 2025 (inclusief de premies volksverzekeringen) |
0 | € 38.441 | 35,82% |
€ 38.441 | € 76.817 | 37,48% |
€ 76.817 | – | 49,50% |
Tarieven inkomstenbelasting 2025, AOW-gerechtigd (geboren na 1946)
Belastbaar inkomen vanaf | Tot | Tarief vanaf 2025 (inclusief de premies volksverzekeringen) |
0 | € 38.441 | 17,92% |
€ 38.441 | € 76.817 | 37,48% |
€ 76.817 | – | 49,50% |
Tarieven inkomstenbelasting 2025, AOW-gerechtigd (geboren voor 1946)
Belastbaar inkomen vanaf | Tot | Tarief vanaf 2025 (inclusief de premies volksverzekeringen) |
0 | € 40.502 | 17,92% |
€ 40.502 | € 76.817 | 37,48% |
€ 76.817 | – | 49,5% |
Heffingskortingen
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de voorgestelde heffingskortingen voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd.
Algemene heffingskorting: maximaal | € 3.068 |
AHK: Afbouwpunt * | € 28.406 |
AHK: afbouwpercentage | 6,337% |
Arbeidskorting: bedrag grens 1 | € 980 |
Arbeidskorting: bedrag grens 2 | € 5.220 |
Arbeidskorting: bedrag grens 3 | € 5.590 |
Arbeidskorting: bedrag grens 4 | € 0 |
Arbeidskorting: afbouwpunt* | € 43.071 |
Arbeidskorting: afbouwpercentage | 6,51% |
Inkomensafhankelijke combinatiekorting: maximaal | € 2.986 |
IACK: inkomensgrens | € 6.145 |
IACK: opbouwpercentage | 11,45% |
Jonggehandicaptenkorting | € 909 |
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de voorgestelde heffingskortingen voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-gerechtigde leeftijd.
Algemene heffingskorting: maximaal | € 1.536 |
AHK: Afbouwpunt | € 28.406 |
AHK: afbouwpercentage | 3,17% |
Ouderenkorting: maximaal | € 2.035 |
Ouderenkorting: afbouwpunt | € 45.308 |
Ouderenkorting: afbouwpercentage | 15% |
Alleenstaande ouderenkorting | € 531 |
Fiscale oplossing eenverdieners
Door een samenloop van fiscaliteit, toeslagen en sociale zekerheid is er een groep huishoudens die zonder aanvullende maatregelen (verder) onder het sociaal minimum uitkomt. Deze huishoudens hebben een lager besteedbaar inkomen dan een paar in de bijstand. Het kabinet vindt deze situatie onwenselijk en stelt daarom een fiscale oplossing voor deze situatie voor. De fiscale oplossing bestaat kort gezegd uit het gedeeltelijk terugbrengen van de uitbetaling van de AHK aan minstverdienende partners geboren op of na 1 januari 1963, met een aantal aanvullende voorwaarden. De maatregel is gericht op eenverdienerhuishoudens die anders een lager besteedbaar inkomen overhouden dan een bijstandspaar.
Samengevat krijgt de minstverdienende partner die geboren is op of na 1 januari 1963 recht op gedeeltelijke uitbetaling van de AHK als:
- de minstverdienende partner de AHK zelf niet of beperkt kan verrekenen (beneden een niveau van 55% van de voor de belastingplichtige geldende algemene heffingskorting);
- de minstverdienende partner bij aanvang van het kalenderjaar ten minste 21 jaar is en in het kalenderjaar niet gedurende meer dan zes maanden in belangrijke mate door de ouders is onderhouden;
- de meestverdienende partner voldoende belasting en premie voor de volksverzekeringen is verschuldigd, na vermindering met de gecombineerde heffingskorting;
- het gezamenlijke verzamelinkomen minder dan € 48.500 (geschat bedrag 2028) bedraagt;
- en het bedrag van de AK waar de meestverdienende partner recht op heeft niet te hoog is.
Gerichte vrijstelling voor OV-abonnementen
Er is gebleken dat de gerichte vrijstelling voor een verstrekte OV-kaart niet helemaal op de juiste wijze is geregeld. Daarom wordt voorgesteld de huidige tekst op dat punt aan te passen. Tevens wordt voorgesteld het in de huidige regeling opgenomen onderscheid tussen reizen per Nederlands openbaar vervoer en reizen met ander openbaar vervoer te laten vervallen, omdat er in dit geval geen goede reden is voor dat onderscheid. Naast deze beperkte uitbreiding is er geen beleidsmatige wijziging beoogd. Ten slotte wordt voorgesteld de in de huidige regeling gebruikte terminologie aan te passen.
MKB-winstvrijstelling
Een eerder plan om de mkb-winstvrijstelling verder te verlagen naar 12,03% gaat niet door. De vrijstelling gaat wel omlaag van 13,31% naar 12,7%.
Zelfstandigenaftrek
Eerder was al besloten dat de zelfstandigenaftrek verder omlaag gaat van € 3.750 naar € 2.470.
Verleggen bezwaar- en beroepsprocedures MIA en Vamil
Met de voorgestelde wijziging wordt het aanvraagproces voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de vervroegde afschrijving op milieu-investeringen (Vamil) in lijn gebracht met dat van de energie-investeringsaftrek (EIA) door integratie met het aanvraagproces van de RVO.
Niet-zelfstandige werkruimte
De voorgestelde maatregel bevat een verduidelijking inzake de aftrek van kosten en lasten die verband houden met een niet-zelfstandige werkruimte in een tot het ondernemingsvermogen behorende woning. In lijn met jurisprudentie en parlementaire geschiedenis komen kosten en lasten die verband houden met een dergelijke werkruimte en die in een verhuursituatie door een huurder plegen te worden gedragen (huurderslasten) niet voor aftrek in aanmerking.
Dergelijke huurderslasten omvatten bijvoorbeeld uitgaven voor de inrichting (meubilair, stoffering, behang- en schilderwerk), gas, water en licht. Het niet in aftrek brengen van dergelijke huurderslasten is in lijn met het streven naar een zo veel mogelijk gelijke behandeling van werkruimtes voor ondernemers, resultaatgenieters, directeuren-grootaandeelhouders en werknemers in loondienst. Met de voorgestelde maatregel wordt de jurisprudentie hieromtrent en de bestaande praktijk meer expliciet wettelijk verankerd.
Aanpassing vervoerskosten aftrek specifieke zorgkosten
In het wetsvoorstel Belastingplan 2025 zijn de twee aanpassingen in de aftrek voor uitgaven voor specifieke zorgkosten opgenomen. Het betreft uitgaven voor:
- vervoer;
- reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen
Er wordt voorgesteld aan te sluiten bij de wijze waarop reiskosten voor het bezoeken van langdurig verpleegde personen wordt berekend. Hierbij worden de aftrekbare uitgaven gesteld op € 0,23 per kilometer indien gereisd wordt per auto, niet zijnde een taxi. Bij de categorie ‘leefkilometers’” wordt de complexiteit veroorzaakt doordat (a) de werkelijke autokosten moeten worden berekend en (b) deze autokosten moeten worden vergeleken met de vervoerskosten van een persoon die niet ziek of invalide is die in financieel en maatschappelijk opzicht vergelijkbaar is. Voorgesteld wordt om beide elementen te vervangen door een vast bedrag dat voor aftrek in aanmerking komt.
Terugdraaien verhoging box 2-tarief
Het kabinet stelt voor om het tarief van de tweede schijf van box 2 (voor inkomen hoger dan € 67.804: bedrag 2025) te verlagen van 33% naar 31%. Tot en met een inkomen in box 2 van € 67.804,- blijft het tarief 24,5%. De verlaging van het toptarief met 2%-punt is bedoeld om een beter evenwicht te creëren tussen de belastingdruk voor aanmerkelijkbelanghouders (met hun vennootschap), werknemers en IB-ondernemers. Door deze verlaging komt het toptarief voor aanmerkelijkbelanghouders uit op 48,8%. Dit leidt ook tot een structurele lastenverlaging voor aanmerkelijkbelanghouders.
Tip: Het verdient aanbeveling om te verkennen of dividenduitkeringen nog in 2024 of (ook) in 2025 zouden moeten plaatsvinden.
Voorkomen dubbeltelling bij lening van eigen bv
Indien een aanmerkelijkbelanghouder aan het einde van het jaar een lening bij zijn bv open heeft staan die meer bedraagt dan € 500.000, dan wordt het meerdere als bovenmatig aangemerkt. Dit bovenmatige deel wordt in box 2 in de belastingheffing betrokken als zijnde fictief regulier voordeel uit aanmerkelijk belang.
Omdat in beginsel alle civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen in aanmerking worden genomen, kan in sommige gevallen ter zake van een schuld aan de bv een dubbeltelling ontstaan. Dit speelt bijvoorbeeld in een vof-situatie waarin twee aanmerkelijkbelanghouders tevens als vennoten participeren en via een gezamenlijke bv een lening verstrekken aan de vof.
Een dubbeltelling kan ontstaan als beide aanmerkelijkbelanghouders de volledige schuld in aanmerking moeten nemen volgens de regels van het privaatrecht. Dit is ongewenst. Daarom is in het Belastingplan 2025 een maatregel voorgesteld om deze dubbeltelling in een dergelijk geval weg te nemen. De voorgestelde maatregel regelt dat verplichtingen die voortkomen uit de verbondenheid van de participanten in een samenwerkingsverband worden uitgesloten van het schuldenbegrip. Daarnaast wordt een samentelbepaling ingevoerd voor situaties waarin een schuld voor meer dan de nominale waarde bij verschillende belastingplichtigen die participeren in een samenwerkingsverband in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het fictief regulier voordee
Tarief box 3
In het Belastingplan 2025 is opgenomen dat het huidige tarief in box 3 van 36% ook voor 2025 blijft gelden. De vrijstelling voor box 3 gaat naar € 57.684 in 2025.
Herstel aardbevingsschade
Het kabinet wil voor aanspraken in verband met het herstel van aardbevingsschade in Groningen en Noord-Drenthe een specifieke vrijstelling in box 3 opnemen in de Wet IB 2001. Hierbij speelt ook dat deze vermogensrechten kunnen doorwerken in de vermogenstoets die geldt voor inkomensafhankelijke regelingen zoals toeslagen. Als gevolg hiervan zouden gedupeerden hun huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget kunnen verliezen.
Meer weten?
Wil je meer lezen over de maatregelen voor een aantal andere belastingvormen? Lees dan de overige artikelen in deze serie. We hebben eerder al de maatregelen uit het Belastingplan 2025 voor de omzetbelasting, vennootschapsbelasting, loonbelasting en de bedrijfsopvolging voor je op een rijtje gezet.
Een Blik op Fiscaliteit
Hét fiscale magazine van Nederland. Met interviews, trends en praktische artikelen.