De Hoge Raad heeft beslist dat beleggers in box 3 alleen belasting hoeven te betalen over het werkelijke rendement dat zij hebben behaald. Dit betekent dat beleggers die zijn aangeslagen op basis van een fictief rendement waarvan de Belastingdienst uitging, minder belasting hoeven te betalen als hun werkelijke opbrengsten uit sparen en beleggen lager waren. Voor de schatkist betekent dit een miljardentegenvaller.
De uitspraak van de Hoge Raad is een opsteker voor beleggers, die met name in het slechte beursjaar 2022 in veel gevallen een veel lager rendement behaalden dan waarvan de fiscus uitging. Voor demissionair staatssecretaris Marnix van Rij (fiscaliteit, CDA) is het oordeel van de hoogste belastingrechter een tegenvaller. Van Rij schatte de schade voor de overheidsfinanciën van dit oordeel eerder in op eenmalige ruim €4 mrd en jaarlijks enkele miljarden euro’s totdat er een belasting op sparen en beleggen is ingevoerd die uitgaat van werkelijk behaalde rendementen. In het hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB is geen rekening gehouden met deze financiële tegenvaller.
Vijf zaken
De Hoge Raad heeft donderdag uitspraak gedaan in vijf zaken over de belasting op inkomen uit sparen en beleggen na de invoering van de Wet rechtsherstel box 3. De Herstelwet volgde op het zogeheten kerstarrest uit 2021. Daarin oordeelde de hoogste belastingrechter dat de vermogensrendementsheffing zoals die vanaf 2017 plaatsvond, in strijd was met het Europees recht en dat de overheid spaarders en beleggers die te veel belasting hadden betaald, moest compenseren.
De overheid heeft het veronderstelde rendement voor spaarders en beleggers die bijtijds bezwaar hadden gemaakt tegen hun belastingaanslagen in de periode 2017-2020 opnieuw berekend. Als dit rendement lager was dan in de oorspronkelijke aanslag, volgde compensatie. Beleggers hebben ook tegen deze herberekening bezwaar gemaakt, omdat zij vinden dat hierin volgens het kerstarrest moet worden uitgegaan van de werkelijke opbrengst in plaats van een verondersteld rendement.
In de Herstelwet wordt de belasting in box 3 geheven op basis van een verondersteld rendement uit enerzijds banktegoeden en anderzijds beleggingen in effecten en vastgoed. De veronderstelde opbrengst van de eerste vermogenssoort sluit direct aan bij de actuele rente op spaarrekeningen en was daardoor de afgelopen jaren nagenoeg verwaarloosbaar. Voor de categorie overige bezittingen geldt daarentegen een meerjarig gemiddeld rendement als grondslag voor de heffing.
Dat rendement varieert tot dusver tussen de 5,37% in 2017 en 6,17% in 2023. In een enkel jaar kan deze opbrengst sterk afwijken van het resultaat dat beleggers behalen met aandelen of een tweede woning in box 3.
Zo daalde de AEX-index in 2022 met 13,65%, terwijl de Belastingdienst bij de aanslag voor box 3 uitging van een positief resultaat van 5,53%. Een jaar eerder deed zich de omgekeerde situatie voor. Terwijl de hoofdindex van Euronext Amsterdam met 27,75% omhoogschoot, bedroeg het door de fiscus veronderstelde rendement 5,59%.
De Hoge Raad oordeelt nu dat als de werkelijke opbrengst uit sparen en beleggen, minus de betaalde rente over schulden in box 3, lager uitkomt dan het in de aanslag veronderstelde rendement, belastingplichtigen hiermee naar de fiscus kunnen stappen. Die moet de belasting in box 3 dan verlagen.
De berekeningswijze die voor de hersteloperatie is gebruikt, heeft de fiscus ook toegepast voor de aanslagen over 2021 en 2022. Omdat de verwachting was dat beleggers hier wederom massaal tegen in het geweer zouden komen, zijn de box 3-aanslagen over deze jaren waarbij sprake is van overige bezittingen, aangehouden in afwachting van de uitspraak die de Hoge Raad donderdag heeft gedaan.
Overbruggingswet
Sinds vorig jaar geld voor box 3 een Overbruggingswet, in afwachting van de in 2027 beoogde invoering van een heffing op basis van werkelijke rendementen. De uitspraak van de Hoge Raad geldt ook voor deze Overbruggingswet. Dus kunnen particulieren met belastbaar vermogen om belastingverlaging vragen als hun feitelijke rendement lager is dan het fictieve rendement.
In 2019 waren er ruim 2,6 miljoen belastingplichtigen in box 3, van wie ruim ruim een miljoen uitsluitend spaargeld had. De resterende 1,6 miljoen had zowel spaargeld als beleggingen in portefeuille of uitsluitend beleggingen.
Ja, ik wil ook exact weten waar ik aan toe ben!