Advocaat-generaal van de Hoge Raad, Philippe Albert, was niet verrast door het advies dat de hersteloperatie voor de vermogenstaks in box 3 ontoereikend is. De hoogleraar internationaal belastingrecht vindt ook dat de recent ingevoerde tijdelijke heffing juridisch niet houdbaar is.
Grote uitdaging
Demissionair staatssecretaris Marnix van Rij (CDA) heeft aangekondigd dat de Belastingdienst zich voorbereidt op een tweede hersteloperatie voor de box 3-heffing. Van Rij bood in eerste instantie alleen rechtsherstel aan spaarders aan, maar volgens advocaat-generaal Peter Wattel zouden ook beleggers in aanmerking moeten komen voor teruggave van te veel betaalde belasting.
Van Rij waarschuwde dat als dit jurisprudentie wordt, de uitvoering en het budgettaire aspect ervan een grote uitdaging zullen vormen. Dit zei hij tijdens de algemene financiële beschouwingen in de Tweede Kamer over het advies.
Tijdelijke taks
Hoogleraar Philippe Albert, werkzaam bij Baker Tilly en Nyenrode Business Universiteit, is niet verrast door het standpunt van de advocaat-generaal. Hij vindt het terecht als de Hoge Raad het advies opvolgt, en dit zou meteen gevolgen hebben voor de juridische status van de tijdelijke belasting op sparen en beleggen.
Deze tijdelijke taks is namelijk gebaseerd op dezelfde heffingssystematiek als de omstreden hersteloperatie. Deze tijdelijke regeling gaat uit van veronderstelde opbrengsten en is bedoeld als overgangsmaatregel tot er in 2027 een belasting komt op basis van daadwerkelijk behaalde vermogensrendementen.
Daadwerkelijk genoten inkomen
Begin dit jaar publiceerde Albert in twee juridische tijdschriften dat het kabinet onterecht beweert dat de spaarvariant het box 3-stelsel in lijn brengt met het Kerstarrest. Het arrest benadrukt dat inkomstenbelasting een heffing moet zijn op basis van ‘daadwerkelijk genoten inkomen’ en dat voordelen die niet zijn gerealiseerd buiten beschouwing moeten blijven.
De tijdelijke taks is hiermee in strijd, aldus de hoogleraar. Hij noemt het ‘onzin’ dat de forfaitaire spaarvariant het werkelijke rendement zo goed mogelijk benadert, zoals het kabinet beweert. Het Kerstarrest stelt dat de eerdere heffing beleggers met een laag rendement of vermogensverlies benadeelde door uit te gaan van gemiddelde rendementen, wat resulteert in ‘ongelijke behandeling op basis van onbeheersbare omstandigheden’, aldus het arrest.
Sparen, beleggen en schulden
Albert benadrukt dat de spaarvariant ook gebaseerd is op gemiddelde aannames, wat leidt tot ongelijke belastingbetalingen volgens de Hoge Raad, en dit staat haaks op het Kerstarrest. Hij concludeert dat het kabinet de uitspraak van de Hoge Raad heeft genegeerd.
Daarnaast merkt de fiscalist op dat naast het veronderstelde rendement op beleggen en de forfaitaire rente voor schulden in box 3, ook de verdeling van het vermogen over de categorieën sparen, beleggen en schulden op 1 januari een fictie is. Hij illustreert dit met het voorbeeld dat men op 2 januari spaargeld kan opnemen om te beleggen in aandelen, of vice versa, aandelen verkopen en de opbrengst op een spaarrekening zetten.
Juridisch uiterst kwetsbaar
Albert heeft een verrassend eenvoudige oplossing voorgesteld om een juridisch houdbare vermogensbelasting te implementeren: noem het zoals het is. De consensus lijkt te zijn dat de vermogensrendementsheffing eerder een vermogensbelasting is dan een inkomstenbelasting, waardoor het gebruik van fictieve aannames overbodig wordt voor de belasting op de vermogensomvang.
Demissionair staatssecretaris Van Rij heeft aan de Tweede Kamer meegedeeld dat een vermogensbelasting ‘juridisch uiterst kwetsbaar’ zou zijn, maar volgens Albert lijkt dit slechts een voorwendsel om niet over te stappen naar zo’n heffing. Wat de werkelijke reden is waarom deze oplossing niet is gekozen, blijft voor Albert giswerk. Hij suggereert dat het ministerie van Financiën mogelijk geen gezichtsverlies wil lijden of dat sommige politieke partijen sterk tegen een vermogensbelasting zijn.