Belastingadviseurs verwachten dat de fiscus binnenkort nauwlettend zal kijken naar buitenlandse holdingvennootschappen met belangen in Nederlandse bedrijven. De vrijstelling van dividendbelasting voor deze vennootschappen staat mogelijk op het spel na een conclusie van advocaat-generaal Peter Wattel voor de Hoge Raad.
Belastingontwijking
De advocaat-generaal ondersteunt het advies van het Amsterdamse gerechtshof in zijn beoordeling. Het hof heeft geoordeeld dat twee families die in België wonen en indirecte belangen hebben in een Nederlands private-equityfonds, structuren hebben gebruikt om belastingontwijking mogelijk te maken. De families hebben beroep aangetekend bij de Hoge Raad tegen deze uitspraak.
Volledige vrijstelling
Michael van Gijlswijk, een partner bij KPMG Meijburg & Co, is van mening dat de Raad de conclusie van Wattel zal volgen. Hij voorspelt dat de Belastingdienst vaker zal proberen om de belastingvrijstelling bij dividenduitkeringen aan buitenlandse persoonlijke holdings en family offices te beperken, gebaseerd op deze conclusie.
Er zijn talrijke gevallen waarbij houdstermaatschappijen met belangen in Nederland in het buitenland zijn gevestigd. In de zaken die door het gerechtshof werden behandeld, ging het om dividenduitkeringen van respectievelijk meer dan een half miljoen en meer dan een miljoen euro van Nederlandse private-equityfondsen aan houdstermaatschappijen gevestigd in België. Volgens het belastingverdrag met België werd er 5% dividendbelasting ingehouden op deze uitkeringen. De houdstermaatschappijen maakten echter bezwaar omdat zij van mening waren dat de volledige vrijstelling van dividendbelasting van toepassing zou moeten zijn in een binnenlandse situatie.
Antimisbruik
De belastinginspecteur betoogde echter dat de houdstermaatschappijen uitsluitend werden gebruikt om belastingontwijking mogelijk te maken. Zonder de tussenkomst van deze lege structuur zouden de families die in België wonen als directe aandeelhouders 15% dividendbelasting moeten betalen. De inspecteur maakte met succes gebruik van de antimisbruikbepaling, die onderdeel uitmaakt van de inhoudingsvrijstelling, en diende dit als argument in bij het gerechtshof.
Interim-belastingmanager Alain Thielemans legt in een artikel op de website International Tax Plaza uit waarom hij van mening is dat in één van de twee gerechtelijke uitspraken geen sprake was van een lege structuur. In dit specifieke geval had de Belgische houdstermaatschappij naast het passieve aandelenbelang in het private-equityfonds ook andere belangen in Belgische en Nederlandse bedrijven waar zij actief bij betrokken was. Hoewel de houdstermaatschappij geen personeel in dienst had, ontvingen familieleden wel vergoedingen voor hun werkzaamheden. Daartoe was er een kantoor ingericht in het huis van een van de familieleden.
Aansturing
Volgens Van Gijlswijk zullen er, indien de Hoge Raad de conclusie opvolgt, strengere eisen worden gesteld aan buitenlandse holdings met betrekking tot dividendbelasting in vergelijking met Nederlandse holdings. Buitenlandse houdstermaatschappijen moeten kunnen aantonen dat ze daadwerkelijk het Nederlandse bedrijf aansturen of dat ze personeel in dienst hebben dat zich bezighoudt met de deelnemingen in Nederland, en dit moet plaatsvinden in een eigen kantoor. Daarnaast draagt het bij aan de geloofwaardigheid van dergelijke buitenlandse holdings als het bestuur van de holding beslissingen neemt over de ontvangen dividenden en het dividend niet direct doorstroomt naar de aandeelhouders van de holding, schrijft het FD.