In onze praktijk komt het regelmatig voor dat een belastingplichtige een geschil heeft met de belastingdienst dat uiteindelijk resulteert in een beroepsprocedure bij de rechtbank. Op verzoek verleent de ontvanger dan meestal uitstel van betaling op de betwiste belastingaanslag. Wanneer de ontvanger echter weigert om uitstel van betaling te verlenen, kan hiertegen niets worden ondernomen in de beroepsprocedure bij de rechtbank. De bodemprocedure wordt namelijk namens de belastingdienst gevoerd door de inspecteur en niet door de ontvanger. Hoewel tamelijk onbekend in de belastingpraktijk, kan onder voorwaarden in een voorlopige voorziening worden verzocht om schorsing van de belastingaanslag.
Schorsing van een belastingaanslag
In artikel 8:81 Awb is geregeld dat, wanneer tegen een belastingaanslag bezwaar of beroep is ingesteld, bij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening kan worden gevraagd. De belangrijkste voorlopige voorziening is de schorsing van de werking van de belastingaanslag, waarvan niet standaard sprake is bij het instellen van bezwaar of beroep. Wanneer dit wordt toegewezen, wordt de werking van de belastingaanslag en derhalve de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting opgeschort. Daarmee wordt voorkomen dat de belastingaanslag gedurende de bodemprocedure moet worden betaald.
Voorwaarden voorlopige voorziening
Om een voorlopige voorziening toegewezen te krijgen, dient te worden voldaan aan drie voorwaarden:
- er moet voldoende belang zijn, met andere woorden er moet een redelijke kans bestaan dat belastingplichtige in de bodemprocedure geheel of gedeeltelijk in het gelijk zal worden gesteld;
- het verzoek moet samenhangen met een ingesteld bezwaar of beroep; en
- er moet sprake zijn van een spoedeisend belang.
Beslist de voorzieningenrechter tot schorsing van een belastingaanslag of wordt deze anderszins voorlopig buiten werking gesteld, dan zal de ontvanger de invordering in beginsel staken, zolang die schorsing en/of buitenwerkingstelling duurt.
Gevolgen van schorsing
Bij een verzoek tot schorsen van de belastingaanslag gaat het dus niet om de invordering, maar om de onderliggende belastingaanslag te bestrijden. Het schorsen van een belastingaanslag brengt met zich mee dat de belastingaanslag gedurende de periode van schorsing niet meer bestaat. Zonder een formele, dus via een belastingaanslag vastgestelde belastingschuld kan de ontvanger niet invorderen. Dat betekent dat bij schorsing van de belastingaanslag de opdracht aan de ontvanger (tijdelijk) vervalt. Deze heeft dan geen titel meer om tot invordering over te gaan.
Aanbeveling
Wanneer de ontvanger weigert om uitstel van betaling te verlenen, maak dan gebruik van de mogelijkheid om een voorlopige voorziening in te stellen bij de fiscale voorzieningenrechter.
Dit kan een verzoek om schorsing van de belastingaanslag inhouden, wat tot gevolg heeft dat de opdracht aan de ontvanger tot invordering daarvan vervalt. In de rechtspraak zijn diverse voorbeelden te vinden van dergelijke schorsingsverzoeken en de toewijzing daarvan. De voorzieningenrechter kan slechts tot schorsing overgaan wanneer ‘ernstige twijfel’ bestaat over de rechtmatigheid van de (hoogte van de) belastingaanslag, of wanneer deze ‘onmiskenbaar lichtvaardig’ door de belastingdienst is opgelegd. Schorsing van belastingaanslagen brengt in ieder geval mee dat de ontvanger geen (nieuwe) beslagen kan leggen.
De auteur mr. M.J.C. Veerman RB is als belastingadviseur verbonden aan Contaxus Belastingadviseurs & Accountants te Volendam
Jouw dagelijkse fiscale back-up