Het delicate evenwicht tussen eerlijkheid en efficiëntie bij de uitvoering van de belasting op vermogensrendement is verstoord. Kan staatssecretaris Marnix van Rij van Financiën en de Belastingdienst het nog herstellen?
Perfecte kandidaat
Denk aan een Rubiks kubus waarvan de gekleurde blokjes voortdurend verschuiven, zelfs wanneer het lijkt alsof hij is opgelost, en je hebt “box 3”. Het is de derde pijler van de inkomstenbelasting die inkomen uit vermogen belast. Box 3 is echter ook een politieke nachtmerrie met onvoltooide wetgeving en complexe reparatie-inspanningen. In deze situatie botsen boze spaarders, vastberaden beleggers, precieze rechters, gefrustreerde belastinginspecteurs en verontwaardigde volksvertegenwoordigers met elkaar.
Marnix van Rij, een voormalig belastingadviseur voor welgestelde families bij EY en een beruchte criticus van de slechte kwaliteit van het werk dat in zijn ogen door ‘Willy Wortel Wiebes’ werd geleverd om het “box 3”-systeem uitvoerbaar te houden, leek de perfecte persoon om het probleem op te lossen. Hij streefde ernaar om de opbrengsten van de belasting meer in overeenstemming te brengen met de werkelijke rendementen en het rechtvaardigheidsgevoel van de belastingbetaler te verbeteren, terwijl hij tegelijkertijd het systeem uitvoerbaar hield. Van Rij is momenteel een CDA-senator.
Beleggers
Vorige week heeft de staatssecretaris van Financiën en de Belastingdienst een brief van achttien pagina’s naar de Tweede Kamer gestuurd om uit te leggen dat het hem niet lukt om het “box 3”-systeem tijdens zijn ambtstermijn te resetten. Van Rij is de vierde staatssecretaris op rij die faalt in het belasten van werkelijk behaald rendement in plaats van het belasten van fictieve inkomsten waarin geen enkele van de twee miljoen betalers van vermogensrendementsheffing zich herkent.
Voor spaarders is het probleem opgelost, maar beleggers blijven nog steeds met problemen zitten. Zolang de ficties in hun voordeel werken, vinden de berekende burgers het prima. In 2021 bedroeg het rendement op een gemiddelde aandelenportefeuille meer dan 23%. Een beleggingspand werd ruim een vijfde duurder. Toch heeft de fiscus slechts 5,69% rendement toegerekend, wat gelijk is aan het gemiddelde over vijftien jaar van modelportefeuilles.
Moeilijk hanteerbare formule
In 2022 klaagde de rijke belastingbetaler dat hij slechts 5,53% rendement kreeg toegerekend toen het minder ging met de aandelenmarkt. Maar nu de koersen in 2023 alweer 9% hoger staan en de huizenprijzen dalen, schat de fiscus het rendement op voorhand op 6,17%, gebaseerd op het gemiddelde van de afgelopen vijftien jaar. Het is echter een lastige formule die zowel voor de burger als de rechter moeilijk hanteerbaar blijkt.
Het leidt tot een gespannen relatie tussen burger en overheid en talloze bezwaarschriften en procedures, waardoor het systeem dat probeert een precair evenwicht te vinden tussen doelmatigheid en billijkheid, verstopt raakt.
Fiscus, EK en TK
Net als zijn voorganger, gaat Van Rij een moedige poging wagen om het belastingstelsel in 2027 op orde te krijgen. Maar dit is verre van zeker vanwege drie zwakke punten: de uitvoering van het nieuwe stelsel door de Belastingdienst, de onvoorspelbare Eerste Kamer en de gepolariseerde Tweede Kamer. Volgende week zal Van Rij de richting van de Tweede Kamer horen en hij benadrukt dat breed draagvlak noodzakelijk is voor het slagen van het nieuwe stelsel. De Kamer is echter verre van eensgezind.
Richtingenstrijd
Om de deadline van 2027 te halen, moet Van Rij vóór het zomerreces het conceptwetsontwerp voltooien en ter consultatie voorleggen om de uitvoerbaarheid te toetsen. Het zal echter pas een jaar later naar de Tweede Kamer gaan, wat weer in de aanloop naar de verkiezingen van uiterlijk maart 2025 valt.
Er woedt een fundamentele richtingenstrijd over het belasten van vermogen en kapitaal, hoewel er in beide Kamers een brede voorkeur is voor heffing op werkelijk rendement. PvdA, GroenLinks, SP en Partij voor de Dieren willen de huidige, relatief schamele heffing vervangen door een ‘ouderwetse’ en veel zwaardere progressieve belasting over het hele vermogen.
Box 2
De Raad van State heeft echter al kritiek geuit op hun voorstel, waarbij miljonairs jaarlijks tussen de 2% en 5% van hun vermogen moeten afdragen. Het is moeilijk uit te voeren door de Belastingdienst, het staat op gespannen voet met het recht op eigendom en het vermindert de vermogensongelijkheid nauwelijks. Bovendien zitten grote vermogens al in box 2 (belangen in bedrijven) en het buitenland, of ze verhuizen ernaartoe zoals bij de oude vermogensbelasting van voor 2001, die slechts 0,7% bedroeg.
Vermogensongelijkheid
Het plan om een progressieve vermogensbelasting in te voeren heeft weinig steun in de Tweede Kamer en al helemaal niet in de Eerste Kamer, waar de grootste partij veel miljonairs vertegenwoordigt. Leo Stevens, een fiscaal deskundige, noemt het een “politieke profileringsactie”.
Zowel Stevens als de Raad van State wijzen erop dat de scheefgroei in de vermogensverdeling een breder perspectief vergt. Ambtelijke berekeningen tonen aan dat 10% van de meest vermogenden 96% van de aanmerkelijke belangen in box 2 bezit, terwijl de hoogste 1% zelfs 73% van het aanmerkelijk vermogen bezit. Dit is het werkelijke probleem.
Stelselwijziging
De beoogde ‘hervorming’ van box 3 zal niets veranderen aan het brede perspectief en is slechts een stroomlijning van het stelsel. Het lijkt echter al snel het sluitstuk te worden vanwege de vergaande juridisering van box 3 en de politieke en ambtelijke energie die nodig is voor deze relatief eenvoudige ingreep. Van Rij wil hooguit nog wat vereenvoudigingsscenario’s achterlaten, omdat de Belastingdienst waarschijnlijk niet eerder dan “idealiter” 1 januari 2026 klaar zal zijn voor grote wijzigingen in het stelsel. Dit kan worden toegevoegd aan de stapel “bouwstenen”, vaste voornemens en goede bedoelingen die hij al heeft aangetroffen. De hervorming lijkt dus slechts een kleine stap te zijn in een langer proces.
Fiscale Kennisprijs 2023