De onbelaste thuiswerkvergoeding gaat niet net zo hard omhoog als de stijgende energieprijzen. Naar verwachting zal de vergoeding met 13 cent per werkdag stijgen, ondanks dat de kostenstijging in werkelijkheid veel hoger is. Staatssecretaris van fiscaliteit, Marnix van Rij heeft de Tweede Kamer hierover geïnformeerd naar aanleiding van Kamervragen van Romke de Jong van D66.
Hybride werken
De Jong wilde onder meer weten welke maatschappelijke baten van thuiswerken de staatssecretaris ziet. Zoals het besparen van energie en brandstof. Hybride werken waar dat kan, is een positieve ontwikkeling. Het brengt voordelen met zich mee voor werkgevers en werkenden en past in een moderne cultuur, waarbij we van een aanwezigheidscultuur gaan naar outputgericht werken en vertrouwen. Bovendien kan hybride werken ook kansen bieden om maatschappelijke doelen te realiseren, zoals vermindering van CO2-uitstoot, piekbelasting in het openbaar vervoer, krapte op de huizenmarkt en een goede werk-privébalans, aldus Van Rij in zijn antwoord.
De Jong stelt dat de Nibud-berekening uit augustus 2021 met betrekking tot de kosten van thuiswerken inmiddels verouderd is gezien de sterk gestegen energieprijzen. Van Rij benadrukt dat het Nibud in maart 2022 op eigen initiatief een nieuwe berekening heeft gemaakt, waaruit blijkt dat thuiswerken inderdaad duurder is geworden door de gestegen energieprijzen. De gemiddelde kosten kwamen in de eerdere berekening op €2 per werkdag per persoon. In de nieuwe berekening is dat ongeveer € 3,05 per werkdag per persoon.
Jaarlijkse indexatie
Een verhoging van de onbelaste thuiswerkvergoeding zit er echter niet in. Bij de invoering van de vergoeding is de berekening van augustus 2021 gebruikt en in de wet is vastgelegd dat dat dit bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd aan de hand van de tabelcorrectiefactor. Die correctie zal voor het eerst per 1 januari 2023 plaatsvinden en zal naar verwachting uitkomen op 1,063, waardoor de vrijstelling per 1 januari 2023 – zonder rekening te houden met eventuele afronding – verhoogd zal worden naar € 2,13, aldus Van Rij.
Pas bij de periodieke evaluatie in het parlementaire jaar 2023/2024 zal worden gekeken of het forfait nog strookt met de gemiddelde werkelijke kosten die werknemers in de praktijk maken, schrijft de staatssecretaris.