Een kerntaak of één van de kerntaken die bij de Belastingdienst ligt, is om de aanvaardbaarheid van door belastingplichtigen ingediende aangiften te beoordelen. Bij de uitvoering van haar controletaak kan de Belastingdienst van verschillende controlemethoden gebruik maken. Eén van die methoden is de guldensteekproef, ook wel de geldsteekproef genoemd.
De guldensteekproef? Wat is dat?
De Belastingdienst heeft regelmatig te maken met grotere administraties. De controle van alle facturen, transacties, betalingen of kostenvergoedingen en dergelijke bij grotere administraties kost erg veel werk. Dit maakt dat de Belastingdienst, met haar beperkte mankracht en middelen, graag een efficiënte controleaanpak gebruikt. De guldensteekproef kan daarbij goed van pas komen.
Bij de guldensteekproef gaat de inspecteur in het kort ervan uit dat de fouten die hij aantreft in bijvoorbeeld facturen in een bepaalde periode, in dezelfde mate zullen zijn gemaakt bij de andere (niet bekeken) facturen in diezelfde periode. Vaak wordt dit nog verder doorgetrokken door de fouten die worden opgemerkt te extrapoleren naar andere controletijdvakken.
Het is duidelijk dat de guldensteekproef het werk van de inspecteur flink versimpeld.
De guldensteekproef kan tot enorme correcties leiden…
Het risico van de guldensteekproef is daarmee evident. Het kan immers zijn dat een éénmaal geconstateerde fout leidt tot een enorme correctie over meerdere jaren zonder dat de inspecteur al die door hem aan de correcties ten grondslag gelegde fouten daadwerkelijk heeft geconstateerd. Dat kan, vanwege de enorme correcties die het gevolg (kunnen) zijn, toch niet toegestaan zijn? Zou je denken.
Het tegendeel is echter het geval!
De guldensteekproef volgens vaste rechtspraak
De guldensteekproef is volgens vaste rechtspraak in beginsel toelaatbaar. Dit is dus niet nieuw.
Toch is het weer goed om in recente rechtspraak de toepassing van de guldensteekproef getoetst te zien worden.
Zo heeft het Hof Den Bosch op 31 december 2020, in de zaak ECLI:NL:GHSHE:2020:4116, arrest gewezen in een zaak waarin de guldensteekproef aan de orde kwam.
In deze zaak controleerde de inspecteur in een boekenonderzoek naar de vennootschapsbelasting de uitgaven met behulp van de guldensteekproef. Een factuur voor een midweek in een hotel werd gecontroleerd en een factuur van de BV voor de sponsorkosten van de eenmanszaak van de zoon van de (middellijke) aandeelhouders van de betreffende BV.
De inspecteur legde naar aanleiding van het boekenonderzoek een navorderingsaanslag op aan de BV met een aanzienlijke correctie.
De BV was het daar niet mee eens en komt uiteindelijk terecht bij het Hof. Het Hof komt echter tot het oordeel dat de uitkomst van de guldensteekproef aanvaardbaar is als bewijsmiddel.
Makkelijk corrigeren zo toch? Niet helemaal!
Het Hof plaatst echter enkele belangrijke kanttekeningen bij de toepassing van de guldensteekproef. Bij de toepassing van de guldensteekproef geldt namelijk het volgende.
Het Hof overweegt immers allereerst dat de Belastingdienst aan de hand van steekproeven zoals de guldensteekproef administraties van belastingplichtigen mag controleren maar dat de Belastingdienst de steekproef dan wel moet uitvoeren op een statistisch-wetenschappelijk verantwoorde en controleerbare wijze.
Om statistisch-wetenschappelijk verantwoord te zijn moet de onderzochte groep binnen de guldensteekproef homogeen zijn. Daarmee wordt bedoeld dat er samenhang moet bestaan tussen de elementen van de groep. De keuze van de onderzochte groep moet bovendien aan de hand van objectieve maatstaven plaatsvinden.
Het Hof overweegt echter dat aan de resultaten van de guldensteekproef niet meer bewijskracht kan worden toegekend dan dat de inspecteur daarmee het vermoeden van het bestaan van die feiten of fouten tot de berekende omvang kon scheppen. Of anders gezegd overweegt het Hof dat sprake is van een bewijsvermoeden dat voor ontzenuwing vatbaar is. De belastingplichtige heeft dus de mogelijkheid om het bewijsvermoeden dat uit de resultaten van de guldensteekproef volgt te ontzenuwen.
Kortom
De guldensteekproef is een controlemethode die het voor de inspecteur makkelijk(er) maakt grotere administraties te beoordelen en op efficiënte wijze tot correcties te komen.
De guldensteekproef moet dan wel op de juiste wijze worden toegepast, namelijk op een statistisch-wetenschappelijk verantwoorde en controleerbare wijze.
De resultaten van de guldensteekproef creëren bovendien slechts een bewijsvermoeden. De belastingplichtige kan dit bewijsvermoeden vervolgens ontzenuwen door bijvoorbeeld aannemelijk te maken dat de uitgangspunten die aan de steekproef ten grondslag liggen niet juist zijn.
De guldensteekproef kan het controlewerk van de inspecteur dus makkelijker maken maar de belastingplichtige blijft dus zeker niet met lege handen achter.