De Algemene Rekenkamer uit in een brief aan de Tweede Kamer haar zorgen of het lukt om nieuwe btw-regels van de EU voor de levering van goederen en digitale diensten aan particulieren tijdig in te voeren. Op 1 juli 2021 worden de nieuwe Europese regels voor deze grensoverschrijdende e-commerce van kracht.
Knelpunten
De fiscus heeft echter aangegeven dat dit op zijn vroegst op 1 januari 2022 in te voeren is. Dat zou niet alleen betekenen dat de staat mogelijke btw-inkomsten misloopt. Maar bedrijven kunnen ook tegen financiële en logistieke problemen aanlopen. Er zou ten opzichte van de meest positieve scenarios een halfjaar tijdwinst moeten worden geboekt om de deadline te halen.
De Algemene Rekenkamer heeft onder meer de volgende knelpunten geconstateerd:
- Derving van (btw-)opbrengsten voor Nederland. De Europese Commissie heeft de opbrengst van het e-commerce pakket geraamd op € 7 miljard per jaar voor de hele EU. Voor Nederland gaat het om ongeveer € 150 miljoen per jaar.
- Ondernemers kunnen zich niet registreren voor het nieuwe één-loket- systeem of er geen gebruik van maken. Dit kan leiden tot een verlegging van handelsstromen met betrekking tot e-commerce.
- Btw-aangiften en -betalingen vanuit andere EU-lidstaten gericht aan Nederland kunnen niet worden verwerkt via het nieuwe één-loket- systeem.
- Mogelijk kunnen verleners van digitale diensten het bestaande MOSS- systeem niet blijven gebruiken en zullen zij mogelijk in de diverse lidstaten moeten registreren waar zij btw zijn verschuldigd.
- De Europese Commissie kan een inbreukprocedure starten tegen Nederland bij niet-tijdige implementatie en bovendien zijn schadeclaims mogelijk van ondernemers en andere lidstaten.
- Zelfs als een tijdelijke oplossing op tijd kan worden geïmplementeerd, zullen aanvullende werkzaamheden nodig zijn om uiteindelijk een structurele oplossing te bereiken. Dit leidt tot extra kosten en levert risico’s op voor handhaving en toezicht.
Reactie Vijlbrief
Staatssecretaris Vijlbrief zegt in zijn reactie de genoemde knelpunten te herkennen. “Met deze grote gevolgen in het achterhoofd heb ik de Belastingdienst begin 2020 dan ook verzocht alles in het werk te stellen om de implementatie te versnellen. Dat de implementatie twee jaar vervroegd kon worden van 2024 naar 1 januari 2022 met deels tijdelijke maatregelen is hiervan een succesvol resultaat.”
Het versnellen van de implementatie naar 1 juli 2021 kent uitvoeringsrisico’s, stelt de staatssecretaris. Die moeten in kaart worden gebracht en worden voorzien van risico mitigerende maatregelen. “Ik ben mij ervan bewust dat deze risico’s zeer serieus zijn en dat sprake is van een zeer tijdskritische implementatie, die bovendien complex en omvangrijk is”, aldus de Vijlbrief.