Op 5 oktober 2020 heeft het kabinet het wetsvoorstel Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) ingediend. Door deze regeling kunnen ondernemers onder bepaalde voorwaarden een deel van hun investeringen verrekenen met hun loonheffingen. Het doel van de BIK is het stimuleren en het naar voren halen van bedrijfsinvesteringen tijdens de coronacrisis. Op de BIK is het nodige commentaar geleverd. Ook de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en de Raad van State zijn kritisch over de BIK. Hierna volgt een kritische blik op de BIK, mede gebaseerd op de visie van de NOB en de Raad van State.
Onbedoelde effecten
Het eerste wat opvalt aan de BIK is dat in sommige situaties de Nederlandse loonheffingen worden verminderd, terwijl de baten zich in het buitenland bevinden. Dit kan zich voordoen bij een buitenlandse vennootschap met een vaste inrichting in Nederland. Of bijvoorbeeld bij een buitenlandse moedermaatschappij die een fiscale eenheid vormt met een Nederlandse dochtervennootschap. Als de buitenlandse vennootschap investeert in bedrijfsmiddelen hoeven er in Nederland minder loonheffingen te worden afgedragen indien er is voldaan aan de voorwaarden van de BIK. De baten van de investeringen bevinden zich echter in het buitenland, want de bedrijfsmiddelen maken deel uit van buitenlands ondernemingsvermogen. Het valt te betwijfelen of dit effect de bedoeling is van de investeringskorting.
Desinvesteringsregeling
In het verlengde hiervan is het opvallend dat de BIK geen desinvesteringsregeling bevat. Hierdoor bestaat er een hoger risico op misbruik. Zo kan een Nederlandse groepsmaatschappij aanspraak maken op de BIK voor een bepaalde investering en vervolgens het bedrijfsmiddel direct overdragen aan een buitenlandse groepsvennootschap. Ook hierbij speelt de vraag of dit effect gewenst is. Het doel van de BIK is immers het stimuleren van investeringen om de Nederlandse economie te steunen tijdens de coronacrisis.
Uitgesloten bedrijfsmiddelen
Verder is het opmerkelijk dat investeringen in bepaalde bedrijfsmiddelen zijn uitgesloten van de BIK. Dit komt doordat voor de toepassing van de BIK wordt aangesloten bij de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Voorbeelden van uitgesloten bedrijfsmiddelen zijn gronden, woonhuizen en bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om hoofdzakelijk ter beschikking te stellen aan derden. Hierdoor kunnen sommige ondernemingen geen gebruik maken van de BIK. Denk hierbij aan verhuurbedrijven en woningcorporaties. Bovendien geldt voor de BIK een ondergrens van € 1.500 per bedrijfsmiddel en € 20.000 per aanvraag. De BIK wordt gepresenteerd als een algemene crisismaatregel. In de praktijk zullen echter lang niet alle ondernemingen profijt hebben van de BIK.
Alternatieven
Gelet op de bezwaren is het de vraag of de BIK haar doel zal bereiken. Veel ondernemingen zullen door de coronacrisis niet in staat zijn om te investeren. Hierdoor bestaat het risico dat de BIK terecht zal komen bij ondernemingen die er ondanks (of dankzij) de coronacrisis goed voor staan. Volgens het Centraal Plan Bureau (CPB) zou bijvoorbeeld het verlagen van de werkgeverspremies veel effectiever zijn om de werkloosheid te drukken dan de BIK. Het is belangrijk om ondernemingen die in zwaar weer verkeren door de coronacrisis te ondersteunen. De BIK is naar verwachting onvoldoende effectief om dit doel te bereiken. Om deze reden zou het kabinet de alternatieven van het CPB moeten overwegen in plaats van de BIK.