De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) plaatst vraagtekens bij de voorgestelde mogelijkheden om vervroegd te stoppen met werken. De NOB vraagt onder meer waarom de regering kiest voor de verruiming van twee afzonderlijke regelingen met eigen voorwaarden, terwijl er ook gekozen kan worden voor een vernieuwing van de voormalige VUT-regeling.
Mogelijkheden om eerder te stoppen met werken
De geplande regelingen staan in het wetsvoorstel Wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen. De wet voorziet in meer mogelijkheden om eerder te stoppen met werken. Het gaat om een versoepeling van de heffing voor de Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU), zodat werkgevers tijdelijk minder of geen heffing verschuldigd zijn bij het ontslag van oudere werknemers. Dat maakt de financiering van een uittredingsregeling aantrekkelijker.
De tweede regeling is de verruiming van de mogelijkheden om verlof op te sparen. Die verlofdagen kunnen worden gebruikt om een aantal jaren voor de pensioenleeftijd minder te gaan werken of om eerder te stoppen met werken. De fiscale grens voor vakantie en compensatieverlof wordt verhoogd van 50 naar 100 weken.
Eigen voorwaarden en complexiteit
De NOB vindt dat beide maatregelen erg lijken op de regeling voor Vervroegde uittreding (VUT-regeling), die tot 2005 gebruikt werd. De organisatie vraagt zich af waarom de regering kiest voor twee regelingen met eigen voorwaarden en complexiteit en niet voor het opnieuw fiscaal faciliteren van de VUT-regeling.
De NOB merkt daarnaast op dat de RVU-versoepeling is gekoppeld aan individuele werknemers. Als een werknemer meer dan één dienstverband heeft, is het onduidelijk voor welk dienstverband de vrijstelling kan worden gebruikt. De NOB stelt voor om een relatie te leggen tussen de vrijstelling en de omvang van een dienstverband.
Bescherming tegen insolvabiliteit
Bij de regeling voor verlofsparen ontbreekt bescherming tegen insolvabiliteit van werkgevers. Werkgevers moeten voldoende middelen hebben om een verlof van maximaal 100 weken uit te betalen. Als bescherming denkt de NOB aan een overnameverplichting voor het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) of een verplichting voor werknemers om hier een verzekering voor af te sluiten.
De NOB vraagt verder waarom er niets is gedaan met de suggestie over de situatie waarin iemand een deel van zijn pensioen ineens opneemt. Dat bedrag telt mee voor de inkomenstoets van inkomensafhankelijke toeslagen waardoor het netto-inkomen nauwelijks zal stijgen. De NOB stelde voor om een ineens opgenomen deel van een pensioen, lijfrente of afkoop van klein pensioen niet mee te laten tellen voor de inkomenstoets. Met die suggestie werd niets gedaan.