Op 17 april 2020 moest Hof Arnhem-Leeuwarden na verwijzing vaststellen of wel of geen sprake was van een kenbare fout, die navordering mogelijk maakte.
Artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de AWR bepaalt dat navordering, ondanks het ontbreken van een nieuw feit of kwade trouw, kan plaatsvinden. Dit is het geval als door de fout een aanslag ten onrechte achterwege is gebleven of een te laag bedrag is vastgesteld.
Ambtelijk verzuim en geen kwade trouw
In deze zaak waren wel wat foutjes gemaakt:
- De belanghebbende had zijn onroerende zaken steeds verantwoord als vermogen in box 3. In het kader van een boekenonderzoek kwam de vraag aan de orde of geen sprake was van resultaat uit overige werkzaamheden in box 1.
- De controlerend ambtenaar was vergeten om in het systeem aan te tekenen dat een boekenonderzoek plaatsvond, waardoor de aangifte niet werd aangehouden. De aangifte werd geautomatiseerd vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.
- De belanghebbende had ook een vrijwillige verbetering gedaan voor niet in zijn aangifte opgenomen buitenlands vermogen. Hiervoor werd een navorderingsaanslag opgelegd. In die navorderingsaanslag werd geen correctie voor het resultaat uit overige werkzaamheden meegenomen. Dat gebeurde pas bij een tweede navordering.
- Er was sprake van een ambtelijk verzuim voor de correctie van het boekenonderzoek, waardoor aan een nieuw feit niet werd toegekomen.
- Ook van kwade trouw was geen sprake, omdat het standpunt van de belanghebbende met betrekking tot de onroerende zaken pleitbaar was.
Kenbare fout
Dat maakt dat alleen een kenbare fout de ambtenaar nog soelaas kan bieden voor navordering.
In deze zaak heeft de Hoge Raad voor verwijzing bepaald dat de omstandigheid, dat de controlerend ambtenaar heeft nagelaten het boekenonderzoek in het computersysteem van de Belastingdienst te vermelden, een fout is in de zin van de wet.
De partijen waren het erover eens dat dan nog wel de vraag is of deze fout ook kenbaar was. Kenbaar betekent in dat kader kennen, onderkennen of onderscheiden. De belastingplichtige moet in één oogopslag zien dat de belastingaanslag niet juist is. Indien de belastingplichtige in redelijkheid kan menen dat de aanslag, hoewel onjuist, op goede gronden tot een te laag bedrag is vastgesteld, dan is geen sprake van een kenbare onjuistheid.
Als de aanslag in belangrijke mate, ofwel 30%, afwijkt van de werkelijke belastingschuld, dan moet de belastingplichtige in alle redelijkheid de onjuistheid hebben kunnen begrijpen, aldus de wettekst. De grens van 30% objectiveert dus de kenbaarheid.
Het Hof geeft aan dat alleen in situaties, waarin de hoogte van de opgelegde aanslagen redelijkerwijs niet kan worden bestreden, de verschuldigde belasting wordt gevormd door (minimaal) het bedrag van de opgelegde aanslagen.
Het Hof toetst ook of door de inspecteur, naar aanleiding van het onderzoek, een correctie op de aangifte is aangekondigd en vervolgens een aanslag is opgelegd, waarbij die correctie zonder enige denkbare reden achterwege blijft.
In dit geval is het boekenonderzoek aangekondigd op 9 juni 2009 en is het rapport met correcties van 14 juni 2010. Dit alles terwijl de primitieve aanslag van 5 februari 2010 dateert. Doordat de aanslag was geregeld voor de aankondiging is er geen sprake van een kenbare fout. De belastingplichtige was bij de aanslagregeling niet kenbaar dat de aanslag onjuist was vastgesteld.
Daarmee blijft overeind dat bij een pleitbaar standpunt en het volgen van de aangifte bij aanslagregeling voordat enige correctie is aangekondigd, niet door nakomende handelingen tot een kenbare fout kan worden gekwalificeerd.
Aandachtspunt
Het blijft bij navordering altijd zaak te onderzoeken of sprake is van een navorderingsmogelijkheid of deze nu is gelegen in een nieuw feit, kwade trouw of kenbare fout. Zoals dit voorbeeld laat zien is daarvan niet altijd sprake.