De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs reageert op de internetconsultatie van het wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen. De Orde constateert dat de maatregelen in het voorstel veel weg hebben van de VUT-regelingen die tot en met 2005 van kracht waren. En vraagt zich daarom af waarom het kabinet kiest voor een gelijkwaardig maar complexer alternatief.
Ineens opnemen pensioen
Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat deelnemers tot 10 procent van hun opgebouwde (ouderdoms)pensioen ineens kunnen opnemen op de pensioeningangsdatum. Dit moet burgers onder andere meer keuzevrijheid geven ten aanzien van hun pensioen. De Orde schrijft dat het kabinet daarmee een draai van 180 graden lijkt te maken ten opzichte van de visie die het had ten tijde van de parlementaire behandeling van de Wet waardeoverdracht klein pensioen.
Door deze wet is het sinds 1 januari 2019 niet langer mogelijk om pensioenen af te kopen. Deze maatregel was volgens het kabinet bedoeld om te voorkomen dat pensioengelden niet voor de oude dag worden aangewend. Aan het ineens opnemen van pensioen zit de voorwaarde verbonden dat er geen stapeling met een hoog-laagconstructie mag zijn. Daarmee wordt voorkomen dat een te groot deel van het opgebouwde pensioen naar voren wordt gehaald. Deze voorwaarde beperkt volgens de Orde de effectiviteit van de regeling substantieel.
Het resterende pensioen moet als voorwaarde ten minste in een levenslange uitkering van een bedrag van 484 euro bruto per jaar worden voorzien. De Orde waarschuwt voor een situatie waarbij het totaal van de te ontvangen pensioenuitkeringen dat bedrag ruimschoots overschrijdt. Maar er geen mogelijkheid voor een opname ineens is.
RVU-heffing en verlofsparen
Verder moet het voorstel een gedeeltelijke vrijstelling van de RVU-heffing mogelijk maken. Er wordt echter niet ingegaan op de situatie dat een vertrekvergoeding niet als RVU kwalificeert, constateert de Orde. De Hoge Raad heeft in 2018 bevestigd dat een vertrekvergoeding in veel gevallen niet als zodanig is te kwalificeren. De Orde benadrukt dat dit ook blijkt uit recentelijk gepubliceerd beleid van de Belastingdienst over de interpretatie van het begrip “Regeling voor vervroegde uittreding”.
Ook vraagt de Orde of het kabinet bereid is om het Wetsvoorstel aan te passen met betrekking tot verlofsparen. In het voorstel staat een verruiming tot 100 weken bij de mogelijkheid tot fiscaal gefaciliteerd verlof sparen. Werkgevers moeten daarbij ook 100 weken verlof kunnen uitbetalen. Zeker wanneer een werkgever relatief veel werknemers heeft kan dit voor problemen zorgen. De Orde stelt daarom voor het mogelijk te maken om de regeling voor het verlofsparen elders onder te brengen. Bijvoorbeeld bij pensioenuitvoerders.