De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft een reactie gepubliceerd op de aanwijzing van laagbelastende staten 2020. Sinds januari 2019 is een in Nederland door de implementatie van de EU-richtlijn omtrent belastingontwijking een CFC-maatregel ingevoerd. Deze is bedoeld om het verschuiven van winsten naar buitenlandse laagbelaste buitenlandse vennootschappen tegen te gaan.
Geen uitzondering
De Belastingdienst geeft vanaf 1 juli 2019 geen zekerheid meer over de fiscale gevolgen van transacties met staten die aangewezen zijn als non-coöperatief door de EU of als laagbelast door Nederland. Het kabinet stelt voor om per 1 januari 2021 een conditionele bronbelasting in te voeren op rente- en royaltybetalingen aan lichamen gevestigd in deze aangewezen staten.
De Orde merkt op dat het wetsvoorstel voor de conditionele bronbelasting geen uitzondering kent voor bedrijven die een reële onderneming drijven in een aangewezen staat. Waardoor er aanzienlijk hoge fiscale gevolgen zijn voor die bedrijven.
Consistente lijn
Nederland werkt samen binnen de EU en Oeso om het internationale fiscale klimaat te ontwikkelen. In mei dit jaar heeft de Oeso een werkplan goedgekeurd waarin andere wordt voorgesteld om een globaal minimumtarief te hanteren voor internationaal opererende ondernemingen. Dit als onderdeel van het zogenaamde GLoBE proposal.
De beroepsvereniging van belastingadviseurs stelt dat een internationaal consistente lijn belangrijk is voor de uitvoeringspraktijk en rechtszekerheid. En dat het bedrijfsleven en het vestigingsklimaat niet ten goed zal doen wanneer Nederland een eigenhandig geformuleerde norm en lijst van laagbelastende staten hanteert die afwijkt van de voorgestelde OESO-norm.
Verdragslanden
Ze zijn dan ook van mening dat de EU lijst van laagbelastende staten aangevuld met elementen van het GLoBE proposal voldoende zou moeten zijn om de laagbelastende staten te identificeren. Om die manier kunnen de ambities van het kabinet worden gevolgd zonder af te wijken van de internationale norm.
Daarnaast plaatst de Orde nog een opmerking over een aantal verdragslanden die staan vermeld als aangewezen staten. Dit kan in potentie de relatie met deze staten schaden. Als deze staten transparant zijn en openstaan om samen met de Nederlandse autoriteiten misbruik tegen te gaan, is er volgens de Orde geen reden om deze staten op een aparte lijst te plaatsen. Bij het aangaan van een belastingverdrag met deze staten, was het belastingsysteem destijds geen reden om reële ondernemingen de zekerheden te ontnemen die een belastingverdrag biedt, aldus de Orde.